* “Pijn verdwijnt, maar standvastigheid blijft.” Een vrije vertaling van kapiteins bekende leus: “Pijn is tijdelijk, opgeven eeuwig.” Met dank aan Dr. L.S. Filius voor de vertaling.
Afgelopen woensdag 6 juni was het zover: velddienst 6; de velddienst der velddiensten. Al een paar dagen was er een onrustige spanning voelbaar in het Kasteel. Wat stond ons te wachten? Iedereen wist wel iets - we zouden een drijfpakket gaan maken, een hindernisbaan bij de commando's nemen en veel verplaatsen, maar wat ons precies boven het hoofd hing, wist niemand.
We begonnen met het uitlijnen van onze basisgevechtsuitrusting (BGU) op de Parade. Daarna volgde een inspectie. Bij de landmachtlichtingen (1KL en 5KL) ging dat er IP-achtig aan toe. (IP staat voor introductieperiode; lees militaire basisschool.) Voor iedere tijd die niet werd gehaald moest zoveel keer worden opgedrukt. Bij ons ging het gelukkig wat soepeler. Totdat een eerlijk antwoord mijnerzijds op een vraag van de adjudant wat ik daar nu van vond, werd beloond met 20 keer opdrukken uit sympathie voor de landmacht... De toon was gezet.
Na een les weersinvloeden, mede in verband met de aangekondigde warmte en hoge luchtvochtigheid, werden wij met een bus vervoerd naar een luchtmachtbasis in Brabant. Daar kregen we een oefening in de MaskerOefenRuimte (MOR). Dit keer oefenden we zowel een gasaanval als een sproeiaanval. Bij een gasaanval moet je binnen 9 seconden je gasmasker over je gezicht hebben, bij een sproeiaanval met een blaartrekkend middel moet je eerst je hele hoofd ‘schoonmaken’ met een vettige gelei die de blaartrekker neutraliseert. Ondanks de warmte (een graad of 27 en een dik NBC-pak aan) en een matige maaltijd (koude bonen uit blik) vond ik het een leuke oefening. Als de komende dagen zo zouden verlopen, mocht het van mij wel twee weken duren.
Na de oefening in de MOR werden we per viertonner naar een nieuwe locatie gebracht alwaar een individuele kaartleesoefening begon. Kaartleesoefeningen zijn helemaal mijn ding, dus tot nu toe had ik het gevoel in een militaire speeltuin te zijn beland. Vol goede moed begon ik me te oriënteren, koos een route en een richting en begon te lopen. Halverwege de route begon de duisternis te vallen en bevond ik me op de hei. Dan wordt kaartlezen een stuk lastiger. Met een flauw schijnend hoofdlampje en geconfronteerd met allerlei kronkelpaadjes die niet op de kaart stonden baande ik mij een weg door het bos. Tegen twee uur 's nachts kwam ik aan op het eindpunt waar ik kon gaan slapen. Daar kwam helaas niet veel van terecht: zelfs in een open slaapzak had ik het bloedheet. Na een paar uur draaien en woelen met een geweer dat vervelend in de weg lag, werd het weer dag.
Donderdagmorgen begon net als woensdagmiddag met een inspectie. Ditmaal waren de wapens aan de beurt. Ik had m'n wapen een paar dagen eerder nog schoongemaakt en in het veld probeer ik altijd zo goed als mogelijk te voorkomen dat er zand en vuil in terecht komen. Dat wierp nu z'n vruchten af. In plaats van een tirade kreeg ik een compliment. Na de inspectie verplaatsen wij ons naar de hindernisbaan voor een pittige sportles. Deze hindernisbaan had een aantal onderdelen die voor ons nieuw waren. Zelf houd ik wel van hiba's, maar met het adagium ‘Niet goed? = Opnieuw!’ in het achterhoofd, een brandende zon op je kop en zware benen van een dag eerder is het geen koud kunstje. De meesten gingen helemaal stuk op dit onderdeel en één cadet ging door vochttekort zelfs van z'n graat. Als de eerste dag nog een militaire speeltuin leek, dan werd nu wel duidelijk dat dat verhaal niet doorging. Vanaf nu werd het stoempen, doorzetten en volhouden. Na de hindernisbaan was het tijd voor een paar LTV-opdrachten. LTV staat voor leiderschapstraining- en vaardigheden. Tijdens dit onderdeel konden we fysiek een beetje bijkomen en ons hoofd meer laten werken. Zelf werd ik ook eenmaal als leider gekozen en moest ik ons groepje aansturen om door middel van een touw buitenom van de tweede verdieping van een woning naar de eerste af te dalen. Daarbij moest ook nog e.e.a. worden meegenomen waaronder een dummy piloot van ongeveer 70 kg. We redden het binnen de tijd, maar dat ging niet zonder risico's. Hoewel mijn oplossing het gewenste resultaat opleverde, was er een elegantere oplossing denkbaar. Volgende keer beter!
Na de LTV-opdrachten kregen we de tijd om wat te eten en ons te verzorgen. Daarna verplaatsten we ons naar een bos. Waarschijnlijk was het de bedoeling om daar wat meters te gaan maken, maar we hadden ons drinken vergeten... Omdat het gegeven de warmte en de geleverde inspanning onverantwoord was om nog meer fysieke inspanning te leveren, besloot ons kader tot een les ‘hinderlagen’ in de schaduw van het bos. Daar dachten we per groepje een hinderlaag uit: welke inlichtingen heb je nodig en welke materialen, hoe doe je de aanval en hoe trek je je terug, met hoeveel man voer je de hinderlaag uit etc. etc. Na deze les verplaatsten we ons wederom per bus, aten uit blik en maakten ons op voor een pittige testcarousel: militaire zelfverdediging (MZV), LTV en zelfhulp kameradenhulp (ZHKH).
Jullie zullen wel begrijpen dat ik daar niet bijster veel zin in had: LTV en ZHKH oké, maar MZV alsjeblieft niet! Ons groepje begon tot overmaat van ramp ook nog eens met MZV. Nadat ik alle angst op de WC had achtergelaten, mijn bril aan de kapitein had gegeven en beschermende kleding had aangetrokken (hoofd-, hand- en scheenbeenbescherming), was ik klaar voor mijn vuurdoop. Ik werd door de kapitein begeleid door een nagebouwd dorpje waar om iedere hoek, op ieder pleintje en in ieder huis een potentiële vijand kon staan. Ramvol adrenaline volgde ik de kapitein. Na een akelig smal brandgangetje kwam ik de eerste vijand tegen in een kamer. Hoewel deze man geen hoofdbescherming had, ramde ik hem ongedisciplineerd op z'n kop. Ziezo, een vijand minder. De rest zou minder makkelijk gaan... In de volgende kamer kwam ik een feller tegenstander tegen die mij tegen m'n kop sloeg. Nadat ik weer opgekrabbeld was, sloeg ik er nog eens op los en bevrijdde mij van deze kwelgeest. Daarna kwam ik op een pleintje met twee dronken gasten die met een pistool en een mes zwaaiden. Dronken lui moet je negeren, dus dit onderdeel ging me makkelijker af. Daarna nadere ik een betonnen muur waar ik overheen moest. Echter, aan de andere kant stonden twee van top tot teen ingepakte ‘bloedhonden’ die er vrolijk op los timmerden. Ik had geen idee hoe ik die van me af moest slaan. Achteraf gezien had ik van bovenaf de betonnen muur op hen moeten springen, maar die tegenwoordigheid van geest had ik toen niet. Ik dacht maar aan één ding: weg hier! De kapitein dacht hier anders over, dus ik moest eerst nog een paar keer terugkomen om het gevecht aan te gaan. Nadat ik voldoende gevechtsbereidheid en doorzettingsvermogen had getoond, mocht ik door naar de volgende etappe. Ik weet niet precies meer met hoeveel tegenstanders ik heb gevochten, maar aan het einde van deze MZV-race kwam ik zwaar hijgend, zwetend en met opgezwollen aderen in mijn gezicht weer bij de kapitein voor de evaluatie. Over het algemeen had ik mij goed verweerd, maar de volgende keer moest ik meer discipline tonen bij mensen die minder beschermd zijn. Na deze MZV-baan, volgde een leuke LTV-opdracht en daarna een voor mij desastreus verlopen ZHKH-oefening. We liepen een fictieve patrouille toen we ineens een gekerm om de hoek hoorden. Ik liep voorop en was de klos. Snel spoedde ik mij naar het slachtoffer. Die lag op zijn rug met zijn hoofd op een pallet. Op z'n hoofd was een wond zichtbaar. Eerst werkte ik de PAMAN-procedure af en daarna begon ik aan het ABCD-protocol. Helaas ging dat niet helemaal zoals het hoort. Ik liet me meer in beslag nemen door een medecadet die de nekfixatie aanlegde dan door het slachtoffer. Op een gegeven moment kwam ik in een soort ‘loop’ terecht waar ik niet meer uitkwam terwijl het slachtoffer nog steeds niet bij zijn positieven was. Achteraf had ik het slachtoffer even aan zijn schouders moeten schudden, maar dat durfde ik niet i.v.m. zijn hoofdwond. Had ik dat maar gedaan, dan was het slachtoffer bijgekomen en had ik hem vragen kunnen stellen. Hij bleek namelijk ook nog zijn been gebroken te hebben. Na een uitgebreide evaluatie van mijn mislukte kameradenhulp, hielden we nog even een algemene evaluatie van de eerste twee dagen met onze sergeant-majoor. We sliepen die nacht in een schuilbivak. Althans, ik deed een poging daartoe, maar had het te warm om de slaap te vatten.
Vrijdag stond in het teken van water. We bouwden een vlot, maakten een drijfpakket van onze BGU en roeiden in een rubberen aanvalsboot. Bij het bouwen van het vlot was ik wederom leider. Op zich ging dat niet onaardig ware het niet dat wij ons vlot ondersteboven bouwden. Nadat we hem hadden omgedraaid ging het beter Echter, daardoor werden de touwen drijfnat waardoor die met geen mogelijkheid meer loskwamen. Gelukkig kwam onze sergeant-majoor te hulp met nuttige tips en een extra paar handen. Hierna maakten we per buddypaar een drijfpakket. Dit ging als volgt. We maakten een grondzeil van twee poncho's. Vervolgens vulden we de Goretex-hoes van onze slaapzak met helm, harnas, NBC-masker, rugzak en gevechtstenue. We draaiden de hoes dicht en sloten hem af met riempjes. Vervolgens legden we twee gevulde hoezen op het grondzeil, vouwden hem dicht en sloten hem met spinnen en riempjes. Bovenop het pakket bonden we onze geweren. Als ware Borats, in legergroene onderbroek en met kisten, zwommen we met ons drijfpakket naar de overkant van een rivier en weer terug. Na nog een wedstrijdje roeien in een rubberboot was het weer tijd om ons te verplaatsen naar een volgend punt. We maakten weer een drijfpakket van onze BGU en stonden juist klaar om een oversteek te maken toen er een heftig onweer losbarstte. Het regende dat het goot en was niet meer verantwoord om met zoveel bliksem over het water te gaan. We schuilden in twee boogtenten, probeerden wat te rusten en wachtten af op wat komen zou. Na een uur of twee, toen het regenen was opgehouden en het heftigste onweer over was, werden we met een gemotoriseerde rubberboot overgezet. Vandaar verplaatsten we ons te voet naar een schuilbivak kilometers weg.
In het schuilbivak stikte het werkelijk van de muggen (sommigen leken de volgende morgen besmet met builenpest), dus van slapen kwam ook deze nacht niet veel terecht. Mede omdat het die nacht behoorlijk afkoelde en wij slechts beschikten over de hoes van onze slaapzak. Had ik maar een jas aangetrokken... Enfin, de volgende morgen brak snel aan. Om 5 uur stonden wij op en om 6 uur vertrokken wij per rubberboot voor een tocht van een aantal uren peddelen. Dat ging niet onaardig, al waren enkelen onder ons behoorlijk moe geraakt en dan valt roeien best zwaar. Zeker als het ook nog begint te regenen. Na aankomst, meerden wij aan en vertrokken te voet naar het volgende schuilbivak. Na een korte stop waar wij wat aten, verplaatsten we ons naar een oppikpunt aan een rivier waar we zouden worden overgezet. We liepen nog een aantal kilometers in druilerige regen waarna we de bus in gingen en wederom verplaatst werden. Nadat we weer een schuilbivak hadden ingericht en wat gegeten hadden (dit keer niet uit blik; dat doet natuurlijk deugd, maar luidt ook een extra fysieke inspanning in...), werden we per viertonner naar onze vrienden met groene baret gebracht. Die zouden ons die avond stevig onder handen nemen. Als je bij hen rond half acht op zaterdagavond staat opgesteld en je hoort de klokken voor de mis luiden, dan vraag je je wel af waar je in Gods naam mee bezig bent. In steeds wisselende groepen en met steeds wisselende commandantjes werden wij blootgesteld aan grondwerk, klimtorens, hindernisbanen en veel rondjes hardlopen op een sintelbaan. Iedereen ‘ging aan het gas’. Als je denkt dat dat vervelend is, dan kan het altijd erger. Vlak voordat we vertrokken naar de commando's had ik mijn van zweet en regen doordrenkte tenue en kisten uitgetrokken en een schoon tenue en droge kisten aangetrokken. Al tijdens het eerste onderdeel was dat bekeken: wij mochten door een sloot waden. Dat zou niet de enige keer zijn die avond... Nadat we helemaal waren afgemat, trokken we een droog t-shirt aan en maakten ons gereed voor de terugverplaatsing: een speedmars. Een speedmars is een mars waarbij afwisselend wordt gerend (looppas, mars!) en gewandeld (gewone pas, mars!). De gemiddelde snelheid ligt rond de 8,5 kilometer per uur. Wat ik nog niet heb vermeld is dat wij tijdens alle verplaatsingen niet alleen onze eigen uitrusting meetorsen, maar ook nog een radio, colonnesignalering, ehbo-tassen en soms jerrycans met water. Tijdens de speedmars maakten we wederom kennis met een sloot. Wie nog geen natte voeten bij de commando's had gehaald, kreeg die nu wel. Zo'n 500 meter voor de eindstreep riep de kapitein, die met onze groep meeliep, mij naar voren. Ik moest bij hem aanhaken en zijn rugzak vasthouden. Dat geeft tijdelijke verlichting, maar daar staat natuurlijk wat tegenover... De laatste paar honderd meter moest ik zijn positie overnemen en haakten enkele cadetten op zijn bevel bij mij aan. Ik ging helemaal kapot, temeer omdat de laatste honderd meter over zand gingen! Met ontplofte benen kwam ik aan bij ons schuilbivak. Toch vind ik dit moment, samen met het kistje sjouwen in Limburg, het stoerste van de hele ALO1!
Zondagmorgen, na een kort nachtje van maximaal twee uur slaap (er moet ook nog wacht worden gelopen), was het moment aangebroken waarop we een andere hindernisbaan bij de commando's zouden oefenen. Dit werd mijn dieptepunt tijdens de ALO1. Blijkbaar stond in het scenario ‘sfeer grimmig’, want hoe goed we ons best ook deden alles was fout en niets goed genoeg. Echte stress is al vervelend, maar opgewekte stress die gericht is op de persoon stuit mij tegen de borst. Zeker als het de zoveelste keer is en je behoorlijk vermoeid bent. Ik kon mijn woede niet uitstellen tot het uurtje geestelijke vorming (GOV) dat na de hiba op het programma stond en stapte op de kapitein af. Het gesprek dat volgde, luchtte op. Niet omdat we het over alles eens werden, maar vooral omdat we een belangrijk motto delen: ‘agree to disagree’. Zonder dat er kwade woorden waren gevallen en vol goede moed ging ik weer verder. Zoals vermeld volgde na de hiba een uurtje ontspanning bij de dominee. Dat kwam goed uit, want velen van ons waren erg vermoeid en vielen dan ook spontaan in slaap bij kaarsjes, rust en lichte muziek.
Van het ene uiterste in het andere: na de GOV-les kregen we een demo over het slachten van een konijn. Die zal ik niet snel vergeten. Een bevlogen commando toonde ons met veel gevoel voor wrange humor hoe je een konijn eerst op z'n gemak moet stellen, daarna een doodklap verkoopt, de nek doorsnijdt en vervolgens slacht. Met chirurgische precisie ontleedde hij het arme beestje op een blauwe vuilniszak: poten, nieren, hart, lever, voorpoten etc. etc. Bijna alle ‘hoofdgroepen’ van zo'n diertje kun je eten. Je moet alleen wel uitkijken met darmen, blaas en galblaas. Na de demo was het aan ons... We werden in groepjes van drie verdeeld en gelukkig was een van ons drieën zo dapper om het doden en slachten op zich te nemen. Ik groef de veldoven en m'n buddy sprokkelde hout en assisteerde bij het slachten. Na het slachten marineerden we het vlees met tuinkruidenbouillon. We kookten de worteltjes, poften de aardappels en bakten het vlees. En geloof het of niet, maar het smaakte voortreffelijk Na dit culinaire hoogstandje was het wederom tijd voor het ordinaire werk. We verplaatsen ons naar een zogenaamde waarneem- en luisterpost (WLP) alwaar we een schuilbivak inrichtten. Die nachten waakten we over een weg waar we de volgende morgen een jeep zouden overvallen. In de jeep lag voedsel voor de rest van de dag. Hoewel het die nacht regende, lag ik redelijk comfortabel onder m'n poncho en heb zelfs wat geslapen. De volgende morgen hebben we de jeep overvallen en het voedsel eruit gestolen. Daarna verplaatsten we ons z.s.m. naar het afgesproken pelotonsbivak. Die maandagmorgen verdeelden we het voedsel en gaven ook nog een deel aan een van de landmachtlichtingen die niet geslaagd waren in hun overval... We aten wat, pleegden onderhoud aan onze wapens en verschoonden ons zo goed en zo kwaad als dat ging. Veel droge, schone kleding hadden de meesten van ons niet meer. Na het ‘ontbijt’ werden we per viertonner wederom verplaatst naar een ander bos waar we eerst weer een schuilbivak inrichtten. Daarna deden we een voorverkenning voor een overval later die dag. Na de voorverkenning aten we weer wat en maakten ons op voor de overval. Vlak voor we overgingen tot de overval op een jeep, stuurde onze groepsoudste mij met een andere cadet vooruit om te verkennen. Daarbij ontdekten wij een vijand die vanuit een gunstige positie de jeep dekking gaf. Deze vijand ontdekte ons en opende vuur. Hierop vuurden wij terug en schakelden de vijand uit. Ondertussen was de rest van de groep ook gekomen en maake zich gereed voor de aanval op de jeep. Dat was nu een koud kunstje omdat de vijandelijke schutter was uitgeschakeld Wederom liepen we in een rap tempo met de buit naar een nieuw pelotonsbivak alwaar we het voedsel verdeelden.
Nadat de avondschemering was ingevallen maakten we ons op voor een pittige mars. We zouden ons in het donker over onverhard terrein naar een volgend schuilbivak verplaatsen. Dit werd mijn fysieke dieptepunt van deze velddienst. Terwijl om mij heen de cadetten vrolijk kletsten met onze adjudant, moest ik alle zeilen bijzetten om gewoon te blijven lopen. Ik zie behoorlijk slecht in het donker, dus al mijn andere zintuigen stonden op scherp om niet te struikelen. Dat vreet energie en al na een paar kilometer liep ik te zwalken alsof ik zwaar dronken was. En het werd alleen maar erger. We liepen een paar keer fout, de verstrekte informatie over de nog te lopen afstand klopte niet en er ontstond geen wandelcadans. Op bot doorzettingsvermogen en dankzij m'n buddy haalde ik de eindstreep alwaar ik meteen in m'n slaapzakhoes ben gaan liggen en in slaap ben gevallen.
De volgende morgen knapte ik weer redelijk op. Ik at een blik bonen en tig crackers, schoor me en had nog een goed gesprek met de adjudant. Daarna kon ik de wereld weer aan. We werden een stuk met de viertonner verplaatst waarna we weer een behoorlijk aantal kilometers moesten marsen. Daarbij werd ik aangesteld als navigator, een rol die me wel ligt. We stapten in een stevig tempo door en kwamen aan in een bos. Daar verzamelden we ons op het afgesproken punt waar we een partizaan zouden ontmoeten die ons verder zou helpen. Helaas, er bleek iets niet helemaal goed te zijn gegaan. Onze PO had ons per ongeluk op het verkeerde punt uitgezet en een route laten lopen die helemaal niet de bedoeling was... We werden gezocht en gevonden door ons kader en moesten ons z.s.m. naar de hiba begeven die we twee dagen eerder hadden geoefend. Ditmaal zouden we deze baan tactisch nemen. Dat betekent dat we onder vuur lagen en groepsgewijs met sprongen ons over de hiba verplaatsten. Dat was supergaaf! Mijn adrenalinepeil haalde MZV-hoogte en fel terugvurend verplaatsten we ons o.l.v. onze commandant klimmend en klauterend over de verschillende hindernissen. Als je achteraf terugkijkt, ging er ongetwijfeld van alles mis, maar als je ons deze opdracht 18 weken geleden had gegeven dan waren we nog niet eens als groep over de eerste hindernis gekomen, laat staan onder (dreiging van) vuur. Na deze enerverende excercitie maakten we ons op voor de terugverplaatsing naar Breda. Eerst deden we nog een overval op een jeep voor ons avondeten, daarna begon de terugverplaatsing. En dat was misschien wel het leukste onderdeel van de hele velddienst.
Onze groepsoudste besloot dat ik navigator zou zijn. Samen met hem bestudeerde ik het eerste deel van onze route: drie luchtfoto's van GoogleEarth. We legden er onze stafkaart naast, stelden onze locatie vast en vervolgens de te lopen route. Binnen tien minuten waren we onderweg. We vertrokken in de avond, de zon scheen nog en de omgeving was prachtig. Ik had meer het gevoel op vakantie te zijn dan op velddienst. Omdat ons drinken op was en we geen extra jerrycans meezeulden, belden we aan bij een boer en vulden onze veldflessen. Daarna liepen we door naar het eerste rendez-vous punt. Daar troffen we een partizaan die ons een klein stukje kaart gaf. Wederom analyseerden we dat en bepaalden onze route. Zonder twijfel vervolgden we onze weg. Aan het einde van de tweede etappe kwamen we aan in een bos. Daar stond een kaderlid met een klein stukje kaart dat we niet mochten meenemen, maar moesten natekenen of in ons geheugen opslaan. Nu werd het wat pittiger, maar onze groepsoudste maakte een heldere schets waarmee ik prima uit de voeten kon. Halverwege deze etappe moesten we ons door een weiland met paarden verplaatsten. Gelukkig hadden we een cadet in de groep die daar wel raad mee wist en het beestje op z'n gemak stelde terwijl wij gauw over het prikkeldraad sprongen. Aan het einde van de derde etappe kwamen we op het volgende punt waar we een partizaan zouden ontmoeten. Echter, onze tocht ging zo voorspoedig dat de partizaan nog niet ter plaatse was. Wij warmden wat drinken op en aten wat. Ondertussen kwamen de adjudant en onze sergeant-majoor een kijkje nemen. Na een half uur kwam de partizaan die ons wederom een klein stukje van een stafkaart gaf op basis waarvan wij verder moesten. Inmiddels was het zes uur later en raakten enkelen onder ons behoorlijk vermoeid. Eén liep er bijna de sloot in en een paar anderen liepen op hun tandvlees vanwege de pijn aan hun voeten en knieën. Een paar kilometer voor ons volgende punt hielden we even halt. Het is buitengewoon aandoenlijk om je kameraden dan te zien vechten tegen de slaap en hun best te zien doen nog wat te eten. Toen we het einde van de vierde etappe hadden gehaald, bleken we wederom te vroeg. Ditmaal was dat in ons voordeel: we mochten nog even de slaapzakhoes in voor we verder gingen. Een paar uur later kwamen de andere groepen voorbij en moesten wij ook weer verder. Het eerste deel van de laatste etappe moesten we nog een brancard dragen. Geloof me, die weegt dan tonnen! Na een paar kilometer kwamen we aan bij ons eindpunt, een boerderij! Daar konden we even bijkomen voordat we per viertonner naar de Seeligkazerne werden verplaatst. Daar mochten we eindelijk voor het eerst onze baret op (Pet, af! Baret, op!) en maakten ons klaar voor een mars dwars door de stad naar de KMA. Dat was de klap op de vuurpijl. Met een motor van de marechaussee voorop die de kruispunten afzette en trommmels die de maat aangaven marcheerden we trots door de straten van Breda. Bij de KMA aangekomen, liepen we door een erehaag van kaderleden, medecadetten en andere medewerkers van de KMA. Fantastisch! Op de binnenplaats van het Kasteel werden we voor de laatste keer toegesproken en daarna was het weer tijd voor... poetsen!
Met de laatste dag nog vers in het geheugen kijk ik terug op een buitengewoon enerverende week met zowel hoogte- als dieptepunten, interessante leermomenten en verlegde grenzen. Op naar ALO2!