Ik moet zeggen dat ook ik de trein meer en meer begin te haten. Van en naar Zevenaar heb ik vrijwel altijd exact 30 minuten vertraging, omdat de trein van A'dam precies aankomt als de trein naar Zevenaar vertrekt. Briljante planning! En zijn er wel eens treinen die in één keer doorrijden naar het geplande perron, in plaats van, met het doel al in zicht, stil te gaan staan voor een rood sein? Iets dat ze trouwens pas na een minuut of vijf omroepen. Fatsoenlijk werken in de trein is er, zelfs al heb je de hele coupé voor jezelf, niet bij. Daarvoor beweegt de trein veel te veel (schrijven is daarmee onmogelijk en de artikelen die ik geprobeerd heb te lezen in de trein zijn eenvoudig te herkennen aan de willekeurige, meestal diagonale markerstrepen). In de winter stoken ze de verwarming tot 30 graden en daar zit ik dan, met mijn postuur, zwetend in een dikke winterjas met een volle rugzak op m'n schoot, knie tegen knie met een lompe Noord-Hollander en kont-tegen-kont met een dikke dame op leeftijd. De laatste keer dat ik in de trein zat was letterlijk de hele coupé snipverkouden, behalve ik. Zelfs met m'n MP3-speler op vol vermogen kon ik geen zin uit m'n boek lezen omdat bij elk woord wel iemand hoestte, nieste, z'n neus ophaalde of z'n neus snoot. Ik verwachtte elk moment door een stroom van snot te worden opgeslokt. De trein is tegenwoordig trouwens ook dč place-to-be om je persoonlijke telefoongesprekken te voeren en ik was laatst zelfs de enige in een volle coupé wiens telefoon nog niet gerinkeld had. Toen de tiende de telefoon opnam en net als de vorige negen de magische zin "ik zit in de trein" uitsprak, ontplofte ik haast en kon ik mezelf nog net inhouden na "hey, ik ook!" van mijn kant. Nou, ik snap wel waarom mensen in de file staan.
* “Pijn verdwijnt, maar standvastigheid blijft.” Een vrije vertaling van kapiteins bekende leus: “Pijn is tijdelijk, opgeven eeuwig.” Met dank aan Dr. L.S. Filius voor de vertaling.
Afgelopen woensdag 6 juni was het zover: velddienst 6; de velddienst der velddiensten. Al een paar dagen was er een onrustige spanning voelbaar in het Kasteel. Wat stond ons te wachten? Iedereen wist wel iets - we zouden een drijfpakket gaan maken, een hindernisbaan bij de commando's nemen en veel verplaatsen, maar wat ons precies boven het hoofd hing, wist niemand.
We begonnen met het uitlijnen van onze basisgevechtsuitrusting (BGU) op de Parade. Daarna volgde een inspectie. Bij de landmachtlichtingen (1KL en 5KL) ging dat er IP-achtig aan toe. (IP staat voor introductieperiode; lees militaire basisschool.) Voor iedere tijd die niet werd gehaald moest zoveel keer worden opgedrukt. Bij ons ging het gelukkig wat soepeler. Totdat een eerlijk antwoord mijnerzijds op een vraag van de adjudant wat ik daar nu van vond, werd beloond met 20 keer opdrukken uit sympathie voor de landmacht... De toon was gezet.
Na een les weersinvloeden, mede in verband met de aangekondigde warmte en hoge luchtvochtigheid, werden wij met een bus vervoerd naar een luchtmachtbasis in Brabant. Daar kregen we een oefening in de MaskerOefenRuimte (MOR). Dit keer oefenden we zowel een gasaanval als een sproeiaanval. Bij een gasaanval moet je binnen 9 seconden je gasmasker over je gezicht hebben, bij een sproeiaanval met een blaartrekkend middel moet je eerst je hele hoofd ‘schoonmaken’ met een vettige gelei die de blaartrekker neutraliseert. Ondanks de warmte (een graad of 27 en een dik NBC-pak aan) en een matige maaltijd (koude bonen uit blik) vond ik het een leuke oefening. Als de komende dagen zo zouden verlopen, mocht het van mij wel twee weken duren.
Na de oefening in de MOR werden we per viertonner naar een nieuwe locatie gebracht alwaar een individuele kaartleesoefening begon. Kaartleesoefeningen zijn helemaal mijn ding, dus tot nu toe had ik het gevoel in een militaire speeltuin te zijn beland. Vol goede moed begon ik me te oriënteren, koos een route en een richting en begon te lopen. Halverwege de route begon de duisternis te vallen en bevond ik me op de hei. Dan wordt kaartlezen een stuk lastiger. Met een flauw schijnend hoofdlampje en geconfronteerd met allerlei kronkelpaadjes die niet op de kaart stonden baande ik mij een weg door het bos. Tegen twee uur 's nachts kwam ik aan op het eindpunt waar ik kon gaan slapen. Daar kwam helaas niet veel van terecht: zelfs in een open slaapzak had ik het bloedheet. Na een paar uur draaien en woelen met een geweer dat vervelend in de weg lag, werd het weer dag.
Donderdagmorgen begon net als woensdagmiddag met een inspectie. Ditmaal waren de wapens aan de beurt. Ik had m'n wapen een paar dagen eerder nog schoongemaakt en in het veld probeer ik altijd zo goed als mogelijk te voorkomen dat er zand en vuil in terecht komen. Dat wierp nu z'n vruchten af. In plaats van een tirade kreeg ik een compliment. Na de inspectie verplaatsen wij ons naar de hindernisbaan voor een pittige sportles. Deze hindernisbaan had een aantal onderdelen die voor ons nieuw waren. Zelf houd ik wel van hiba's, maar met het adagium ‘Niet goed? = Opnieuw!’ in het achterhoofd, een brandende zon op je kop en zware benen van een dag eerder is het geen koud kunstje. De meesten gingen helemaal stuk op dit onderdeel en één cadet ging door vochttekort zelfs van z'n graat. Als de eerste dag nog een militaire speeltuin leek, dan werd nu wel duidelijk dat dat verhaal niet doorging. Vanaf nu werd het stoempen, doorzetten en volhouden. Na de hindernisbaan was het tijd voor een paar LTV-opdrachten. LTV staat voor leiderschapstraining- en vaardigheden. Tijdens dit onderdeel konden we fysiek een beetje bijkomen en ons hoofd meer laten werken. Zelf werd ik ook eenmaal als leider gekozen en moest ik ons groepje aansturen om door middel van een touw buitenom van de tweede verdieping van een woning naar de eerste af te dalen. Daarbij moest ook nog e.e.a. worden meegenomen waaronder een dummy piloot van ongeveer 70 kg. We redden het binnen de tijd, maar dat ging niet zonder risico's. Hoewel mijn oplossing het gewenste resultaat opleverde, was er een elegantere oplossing denkbaar. Volgende keer beter!
Na de LTV-opdrachten kregen we de tijd om wat te eten en ons te verzorgen. Daarna verplaatsten we ons naar een bos. Waarschijnlijk was het de bedoeling om daar wat meters te gaan maken, maar we hadden ons drinken vergeten... Omdat het gegeven de warmte en de geleverde inspanning onverantwoord was om nog meer fysieke inspanning te leveren, besloot ons kader tot een les ‘hinderlagen’ in de schaduw van het bos. Daar dachten we per groepje een hinderlaag uit: welke inlichtingen heb je nodig en welke materialen, hoe doe je de aanval en hoe trek je je terug, met hoeveel man voer je de hinderlaag uit etc. etc. Na deze les verplaatsten we ons wederom per bus, aten uit blik en maakten ons op voor een pittige testcarousel: militaire zelfverdediging (MZV), LTV en zelfhulp kameradenhulp (ZHKH).
Jullie zullen wel begrijpen dat ik daar niet bijster veel zin in had: LTV en ZHKH oké, maar MZV alsjeblieft niet! Ons groepje begon tot overmaat van ramp ook nog eens met MZV. Nadat ik alle angst op de WC had achtergelaten, mijn bril aan de kapitein had gegeven en beschermende kleding had aangetrokken (hoofd-, hand- en scheenbeenbescherming), was ik klaar voor mijn vuurdoop. Ik werd door de kapitein begeleid door een nagebouwd dorpje waar om iedere hoek, op ieder pleintje en in ieder huis een potentiële vijand kon staan. Ramvol adrenaline volgde ik de kapitein. Na een akelig smal brandgangetje kwam ik de eerste vijand tegen in een kamer. Hoewel deze man geen hoofdbescherming had, ramde ik hem ongedisciplineerd op z'n kop. Ziezo, een vijand minder. De rest zou minder makkelijk gaan... In de volgende kamer kwam ik een feller tegenstander tegen die mij tegen m'n kop sloeg. Nadat ik weer opgekrabbeld was, sloeg ik er nog eens op los en bevrijdde mij van deze kwelgeest. Daarna kwam ik op een pleintje met twee dronken gasten die met een pistool en een mes zwaaiden. Dronken lui moet je negeren, dus dit onderdeel ging me makkelijker af. Daarna nadere ik een betonnen muur waar ik overheen moest. Echter, aan de andere kant stonden twee van top tot teen ingepakte ‘bloedhonden’ die er vrolijk op los timmerden. Ik had geen idee hoe ik die van me af moest slaan. Achteraf gezien had ik van bovenaf de betonnen muur op hen moeten springen, maar die tegenwoordigheid van geest had ik toen niet. Ik dacht maar aan één ding: weg hier! De kapitein dacht hier anders over, dus ik moest eerst nog een paar keer terugkomen om het gevecht aan te gaan. Nadat ik voldoende gevechtsbereidheid en doorzettingsvermogen had getoond, mocht ik door naar de volgende etappe. Ik weet niet precies meer met hoeveel tegenstanders ik heb gevochten, maar aan het einde van deze MZV-race kwam ik zwaar hijgend, zwetend en met opgezwollen aderen in mijn gezicht weer bij de kapitein voor de evaluatie. Over het algemeen had ik mij goed verweerd, maar de volgende keer moest ik meer discipline tonen bij mensen die minder beschermd zijn. Na deze MZV-baan, volgde een leuke LTV-opdracht en daarna een voor mij desastreus verlopen ZHKH-oefening. We liepen een fictieve patrouille toen we ineens een gekerm om de hoek hoorden. Ik liep voorop en was de klos. Snel spoedde ik mij naar het slachtoffer. Die lag op zijn rug met zijn hoofd op een pallet. Op z'n hoofd was een wond zichtbaar. Eerst werkte ik de PAMAN-procedure af en daarna begon ik aan het ABCD-protocol. Helaas ging dat niet helemaal zoals het hoort. Ik liet me meer in beslag nemen door een medecadet die de nekfixatie aanlegde dan door het slachtoffer. Op een gegeven moment kwam ik in een soort ‘loop’ terecht waar ik niet meer uitkwam terwijl het slachtoffer nog steeds niet bij zijn positieven was. Achteraf had ik het slachtoffer even aan zijn schouders moeten schudden, maar dat durfde ik niet i.v.m. zijn hoofdwond. Had ik dat maar gedaan, dan was het slachtoffer bijgekomen en had ik hem vragen kunnen stellen. Hij bleek namelijk ook nog zijn been gebroken te hebben. Na een uitgebreide evaluatie van mijn mislukte kameradenhulp, hielden we nog even een algemene evaluatie van de eerste twee dagen met onze sergeant-majoor. We sliepen die nacht in een schuilbivak. Althans, ik deed een poging daartoe, maar had het te warm om de slaap te vatten.
Vrijdag stond in het teken van water. We bouwden een vlot, maakten een drijfpakket van onze BGU en roeiden in een rubberen aanvalsboot. Bij het bouwen van het vlot was ik wederom leider. Op zich ging dat niet onaardig ware het niet dat wij ons vlot ondersteboven bouwden. Nadat we hem hadden omgedraaid ging het beter Echter, daardoor werden de touwen drijfnat waardoor die met geen mogelijkheid meer loskwamen. Gelukkig kwam onze sergeant-majoor te hulp met nuttige tips en een extra paar handen. Hierna maakten we per buddypaar een drijfpakket. Dit ging als volgt. We maakten een grondzeil van twee poncho's. Vervolgens vulden we de Goretex-hoes van onze slaapzak met helm, harnas, NBC-masker, rugzak en gevechtstenue. We draaiden de hoes dicht en sloten hem af met riempjes. Vervolgens legden we twee gevulde hoezen op het grondzeil, vouwden hem dicht en sloten hem met spinnen en riempjes. Bovenop het pakket bonden we onze geweren. Als ware Borats, in legergroene onderbroek en met kisten, zwommen we met ons drijfpakket naar de overkant van een rivier en weer terug. Na nog een wedstrijdje roeien in een rubberboot was het weer tijd om ons te verplaatsen naar een volgend punt. We maakten weer een drijfpakket van onze BGU en stonden juist klaar om een oversteek te maken toen er een heftig onweer losbarstte. Het regende dat het goot en was niet meer verantwoord om met zoveel bliksem over het water te gaan. We schuilden in twee boogtenten, probeerden wat te rusten en wachtten af op wat komen zou. Na een uur of twee, toen het regenen was opgehouden en het heftigste onweer over was, werden we met een gemotoriseerde rubberboot overgezet. Vandaar verplaatsten we ons te voet naar een schuilbivak kilometers weg.
In het schuilbivak stikte het werkelijk van de muggen (sommigen leken de volgende morgen besmet met builenpest), dus van slapen kwam ook deze nacht niet veel terecht. Mede omdat het die nacht behoorlijk afkoelde en wij slechts beschikten over de hoes van onze slaapzak. Had ik maar een jas aangetrokken... Enfin, de volgende morgen brak snel aan. Om 5 uur stonden wij op en om 6 uur vertrokken wij per rubberboot voor een tocht van een aantal uren peddelen. Dat ging niet onaardig, al waren enkelen onder ons behoorlijk moe geraakt en dan valt roeien best zwaar. Zeker als het ook nog begint te regenen. Na aankomst, meerden wij aan en vertrokken te voet naar het volgende schuilbivak. Na een korte stop waar wij wat aten, verplaatsten we ons naar een oppikpunt aan een rivier waar we zouden worden overgezet. We liepen nog een aantal kilometers in druilerige regen waarna we de bus in gingen en wederom verplaatst werden. Nadat we weer een schuilbivak hadden ingericht en wat gegeten hadden (dit keer niet uit blik; dat doet natuurlijk deugd, maar luidt ook een extra fysieke inspanning in...), werden we per viertonner naar onze vrienden met groene baret gebracht. Die zouden ons die avond stevig onder handen nemen. Als je bij hen rond half acht op zaterdagavond staat opgesteld en je hoort de klokken voor de mis luiden, dan vraag je je wel af waar je in Gods naam mee bezig bent. In steeds wisselende groepen en met steeds wisselende commandantjes werden wij blootgesteld aan grondwerk, klimtorens, hindernisbanen en veel rondjes hardlopen op een sintelbaan. Iedereen ‘ging aan het gas’. Als je denkt dat dat vervelend is, dan kan het altijd erger. Vlak voordat we vertrokken naar de commando's had ik mijn van zweet en regen doordrenkte tenue en kisten uitgetrokken en een schoon tenue en droge kisten aangetrokken. Al tijdens het eerste onderdeel was dat bekeken: wij mochten door een sloot waden. Dat zou niet de enige keer zijn die avond... Nadat we helemaal waren afgemat, trokken we een droog t-shirt aan en maakten ons gereed voor de terugverplaatsing: een speedmars. Een speedmars is een mars waarbij afwisselend wordt gerend (looppas, mars!) en gewandeld (gewone pas, mars!). De gemiddelde snelheid ligt rond de 8,5 kilometer per uur. Wat ik nog niet heb vermeld is dat wij tijdens alle verplaatsingen niet alleen onze eigen uitrusting meetorsen, maar ook nog een radio, colonnesignalering, ehbo-tassen en soms jerrycans met water. Tijdens de speedmars maakten we wederom kennis met een sloot. Wie nog geen natte voeten bij de commando's had gehaald, kreeg die nu wel. Zo'n 500 meter voor de eindstreep riep de kapitein, die met onze groep meeliep, mij naar voren. Ik moest bij hem aanhaken en zijn rugzak vasthouden. Dat geeft tijdelijke verlichting, maar daar staat natuurlijk wat tegenover... De laatste paar honderd meter moest ik zijn positie overnemen en haakten enkele cadetten op zijn bevel bij mij aan. Ik ging helemaal kapot, temeer omdat de laatste honderd meter over zand gingen! Met ontplofte benen kwam ik aan bij ons schuilbivak. Toch vind ik dit moment, samen met het kistje sjouwen in Limburg, het stoerste van de hele ALO1!
Zondagmorgen, na een kort nachtje van maximaal twee uur slaap (er moet ook nog wacht worden gelopen), was het moment aangebroken waarop we een andere hindernisbaan bij de commando's zouden oefenen. Dit werd mijn dieptepunt tijdens de ALO1. Blijkbaar stond in het scenario ‘sfeer grimmig’, want hoe goed we ons best ook deden alles was fout en niets goed genoeg. Echte stress is al vervelend, maar opgewekte stress die gericht is op de persoon stuit mij tegen de borst. Zeker als het de zoveelste keer is en je behoorlijk vermoeid bent. Ik kon mijn woede niet uitstellen tot het uurtje geestelijke vorming (GOV) dat na de hiba op het programma stond en stapte op de kapitein af. Het gesprek dat volgde, luchtte op. Niet omdat we het over alles eens werden, maar vooral omdat we een belangrijk motto delen: ‘agree to disagree’. Zonder dat er kwade woorden waren gevallen en vol goede moed ging ik weer verder. Zoals vermeld volgde na de hiba een uurtje ontspanning bij de dominee. Dat kwam goed uit, want velen van ons waren erg vermoeid en vielen dan ook spontaan in slaap bij kaarsjes, rust en lichte muziek.
Van het ene uiterste in het andere: na de GOV-les kregen we een demo over het slachten van een konijn. Die zal ik niet snel vergeten. Een bevlogen commando toonde ons met veel gevoel voor wrange humor hoe je een konijn eerst op z'n gemak moet stellen, daarna een doodklap verkoopt, de nek doorsnijdt en vervolgens slacht. Met chirurgische precisie ontleedde hij het arme beestje op een blauwe vuilniszak: poten, nieren, hart, lever, voorpoten etc. etc. Bijna alle ‘hoofdgroepen’ van zo'n diertje kun je eten. Je moet alleen wel uitkijken met darmen, blaas en galblaas. Na de demo was het aan ons... We werden in groepjes van drie verdeeld en gelukkig was een van ons drieën zo dapper om het doden en slachten op zich te nemen. Ik groef de veldoven en m'n buddy sprokkelde hout en assisteerde bij het slachten. Na het slachten marineerden we het vlees met tuinkruidenbouillon. We kookten de worteltjes, poften de aardappels en bakten het vlees. En geloof het of niet, maar het smaakte voortreffelijk Na dit culinaire hoogstandje was het wederom tijd voor het ordinaire werk. We verplaatsen ons naar een zogenaamde waarneem- en luisterpost (WLP) alwaar we een schuilbivak inrichtten. Die nachten waakten we over een weg waar we de volgende morgen een jeep zouden overvallen. In de jeep lag voedsel voor de rest van de dag. Hoewel het die nacht regende, lag ik redelijk comfortabel onder m'n poncho en heb zelfs wat geslapen. De volgende morgen hebben we de jeep overvallen en het voedsel eruit gestolen. Daarna verplaatsten we ons z.s.m. naar het afgesproken pelotonsbivak. Die maandagmorgen verdeelden we het voedsel en gaven ook nog een deel aan een van de landmachtlichtingen die niet geslaagd waren in hun overval... We aten wat, pleegden onderhoud aan onze wapens en verschoonden ons zo goed en zo kwaad als dat ging. Veel droge, schone kleding hadden de meesten van ons niet meer. Na het ‘ontbijt’ werden we per viertonner wederom verplaatst naar een ander bos waar we eerst weer een schuilbivak inrichtten. Daarna deden we een voorverkenning voor een overval later die dag. Na de voorverkenning aten we weer wat en maakten ons op voor de overval. Vlak voor we overgingen tot de overval op een jeep, stuurde onze groepsoudste mij met een andere cadet vooruit om te verkennen. Daarbij ontdekten wij een vijand die vanuit een gunstige positie de jeep dekking gaf. Deze vijand ontdekte ons en opende vuur. Hierop vuurden wij terug en schakelden de vijand uit. Ondertussen was de rest van de groep ook gekomen en maake zich gereed voor de aanval op de jeep. Dat was nu een koud kunstje omdat de vijandelijke schutter was uitgeschakeld Wederom liepen we in een rap tempo met de buit naar een nieuw pelotonsbivak alwaar we het voedsel verdeelden.
Nadat de avondschemering was ingevallen maakten we ons op voor een pittige mars. We zouden ons in het donker over onverhard terrein naar een volgend schuilbivak verplaatsen. Dit werd mijn fysieke dieptepunt van deze velddienst. Terwijl om mij heen de cadetten vrolijk kletsten met onze adjudant, moest ik alle zeilen bijzetten om gewoon te blijven lopen. Ik zie behoorlijk slecht in het donker, dus al mijn andere zintuigen stonden op scherp om niet te struikelen. Dat vreet energie en al na een paar kilometer liep ik te zwalken alsof ik zwaar dronken was. En het werd alleen maar erger. We liepen een paar keer fout, de verstrekte informatie over de nog te lopen afstand klopte niet en er ontstond geen wandelcadans. Op bot doorzettingsvermogen en dankzij m'n buddy haalde ik de eindstreep alwaar ik meteen in m'n slaapzakhoes ben gaan liggen en in slaap ben gevallen.
De volgende morgen knapte ik weer redelijk op. Ik at een blik bonen en tig crackers, schoor me en had nog een goed gesprek met de adjudant. Daarna kon ik de wereld weer aan. We werden een stuk met de viertonner verplaatst waarna we weer een behoorlijk aantal kilometers moesten marsen. Daarbij werd ik aangesteld als navigator, een rol die me wel ligt. We stapten in een stevig tempo door en kwamen aan in een bos. Daar verzamelden we ons op het afgesproken punt waar we een partizaan zouden ontmoeten die ons verder zou helpen. Helaas, er bleek iets niet helemaal goed te zijn gegaan. Onze PO had ons per ongeluk op het verkeerde punt uitgezet en een route laten lopen die helemaal niet de bedoeling was... We werden gezocht en gevonden door ons kader en moesten ons z.s.m. naar de hiba begeven die we twee dagen eerder hadden geoefend. Ditmaal zouden we deze baan tactisch nemen. Dat betekent dat we onder vuur lagen en groepsgewijs met sprongen ons over de hiba verplaatsten. Dat was supergaaf! Mijn adrenalinepeil haalde MZV-hoogte en fel terugvurend verplaatsten we ons o.l.v. onze commandant klimmend en klauterend over de verschillende hindernissen. Als je achteraf terugkijkt, ging er ongetwijfeld van alles mis, maar als je ons deze opdracht 18 weken geleden had gegeven dan waren we nog niet eens als groep over de eerste hindernis gekomen, laat staan onder (dreiging van) vuur. Na deze enerverende excercitie maakten we ons op voor de terugverplaatsing naar Breda. Eerst deden we nog een overval op een jeep voor ons avondeten, daarna begon de terugverplaatsing. En dat was misschien wel het leukste onderdeel van de hele velddienst.
Onze groepsoudste besloot dat ik navigator zou zijn. Samen met hem bestudeerde ik het eerste deel van onze route: drie luchtfoto's van GoogleEarth. We legden er onze stafkaart naast, stelden onze locatie vast en vervolgens de te lopen route. Binnen tien minuten waren we onderweg. We vertrokken in de avond, de zon scheen nog en de omgeving was prachtig. Ik had meer het gevoel op vakantie te zijn dan op velddienst. Omdat ons drinken op was en we geen extra jerrycans meezeulden, belden we aan bij een boer en vulden onze veldflessen. Daarna liepen we door naar het eerste rendez-vous punt. Daar troffen we een partizaan die ons een klein stukje kaart gaf. Wederom analyseerden we dat en bepaalden onze route. Zonder twijfel vervolgden we onze weg. Aan het einde van de tweede etappe kwamen we aan in een bos. Daar stond een kaderlid met een klein stukje kaart dat we niet mochten meenemen, maar moesten natekenen of in ons geheugen opslaan. Nu werd het wat pittiger, maar onze groepsoudste maakte een heldere schets waarmee ik prima uit de voeten kon. Halverwege deze etappe moesten we ons door een weiland met paarden verplaatsten. Gelukkig hadden we een cadet in de groep die daar wel raad mee wist en het beestje op z'n gemak stelde terwijl wij gauw over het prikkeldraad sprongen. Aan het einde van de derde etappe kwamen we op het volgende punt waar we een partizaan zouden ontmoeten. Echter, onze tocht ging zo voorspoedig dat de partizaan nog niet ter plaatse was. Wij warmden wat drinken op en aten wat. Ondertussen kwamen de adjudant en onze sergeant-majoor een kijkje nemen. Na een half uur kwam de partizaan die ons wederom een klein stukje van een stafkaart gaf op basis waarvan wij verder moesten. Inmiddels was het zes uur later en raakten enkelen onder ons behoorlijk vermoeid. Eén liep er bijna de sloot in en een paar anderen liepen op hun tandvlees vanwege de pijn aan hun voeten en knieën. Een paar kilometer voor ons volgende punt hielden we even halt. Het is buitengewoon aandoenlijk om je kameraden dan te zien vechten tegen de slaap en hun best te zien doen nog wat te eten. Toen we het einde van de vierde etappe hadden gehaald, bleken we wederom te vroeg. Ditmaal was dat in ons voordeel: we mochten nog even de slaapzakhoes in voor we verder gingen. Een paar uur later kwamen de andere groepen voorbij en moesten wij ook weer verder. Het eerste deel van de laatste etappe moesten we nog een brancard dragen. Geloof me, die weegt dan tonnen! Na een paar kilometer kwamen we aan bij ons eindpunt, een boerderij! Daar konden we even bijkomen voordat we per viertonner naar de Seeligkazerne werden verplaatst. Daar mochten we eindelijk voor het eerst onze baret op (Pet, af! Baret, op!) en maakten ons klaar voor een mars dwars door de stad naar de KMA. Dat was de klap op de vuurpijl. Met een motor van de marechaussee voorop die de kruispunten afzette en trommmels die de maat aangaven marcheerden we trots door de straten van Breda. Bij de KMA aangekomen, liepen we door een erehaag van kaderleden, medecadetten en andere medewerkers van de KMA. Fantastisch! Op de binnenplaats van het Kasteel werden we voor de laatste keer toegesproken en daarna was het weer tijd voor... poetsen!
Met de laatste dag nog vers in het geheugen kijk ik terug op een buitengewoon enerverende week met zowel hoogte- als dieptepunten, interessante leermomenten en verlegde grenzen. Op naar ALO2!
Voordat ik de barre tocht van de vijfde velddienst beschrijf en de ontberingen die wij hebben doorstaan, eerst nog een typische anecdote die hieraan vooraf ging.
De week voorafgaand aan de afgelopen week was vrij kort. Op woensdag had ik bijzonder verlof i.v.m. de promotie van Matthé waar ik paranimf mocht zijn, donderdag was Hemelvaart en vrijdag kregen wij vrij als compensatie voor de verplichte aanwezigheid bij de vlaggenparade afgelopen Koninginnedag. Maandag en dinsdag kregen we les en... inspectie! Dat was een bijzonder gebeuren. 's Morgens vroeg na het appel kregen we een uur de tijd om onze kamer helemaal spik en span op te leveren. Aan dit bevel werd serieus gehoor gegeven: kasten van de muur, bedden van hun plaats en zelfs de kleinste hoekjes in de kasten en de kamer werden niet vergeten. Toen het bijna zover was, stonden wij enigzins gespannen in de houding voor onze kast in afwachting van de inspectie. De adjudant kwam, maar niet voor inspectie: "Jullie hebben les in het Uiltje." We pakten onze spullen en verplaatsten ons naar het Uiltje voor een les ZHKH (Zelfhulp, kameradenhulp = militaire EHBO). Na deze les kregen we een nieuwe tijd voor inspectie. We zetten nog eens de puntjes op de i en wachtten af. Helaas, ook ditmaal geen inspectie. Nu begonnen enkele spichtigen onder ons zich toch af te vragen waar dit toneelstuk voor was opgetuigd: “Wat heeft dit te betekenen?” Na de derde keer ons bed te hebben gladgestreken en de laatste stofjes van de plinten te hebben gepoetst, was het dan zover: iedereen stond in de houding voor zijn kast, onze groep werd aangemeld en de adjudant kwam op inspectie. En ik was de gelukkige. “Van der Laan, til die doos op je kast eens omhoog.” Zonder zorgen tilde ik 'm omhoog. Ook de binnenkant van mijn kast bleek smetteloos. De adjudant bleek echter niet voor een gat te vangen. “Van der Laan, heb jij witte galahandschoenen?” Ik: “Jawel, adjudant.” De adjudant: “Geef er maar eens één.” Toen kon het feest beginnen. “Haal je tent eens te voorschijn.” Nog steeds zonder enige vrees pakte ik de eerste de beste tent onder mijn bed vandaan. De adjudant had inmiddels mijn handschoen aangetrokken en beval mij met een grijns mijn tent open te ritsen. Toen zakte ik door het ijs. Hoewel tegen witte handschoenen zelfs een clean room nog niet bestand is, waren met het blote oog zandkorrels waarneembaar. Zucht, balen. Wat zou er nu gebeuren? Wel, praktisch alle tenten bleken - hoewel ze 's morgens nog waren uitgeschud en gebezemd - stoffig, dus die moesten in ieder geval opnieuw schoon (Niet goed? = Opnieuw!). Zo gezegd, zo gedaan. 's Avonds hebben wij alle tenten nog eens uitbundig schoongemaakt. Wij konden in ieder geval met de schoonste tenten ooit op velddienst 5! Dat we daar nauwelijks gebruik van zouden maken, wisten we toen nog niet...
Op de dinsdagmiddag voor de velddienst kregen we eerst nog het operatiebevel met een toelichting van de kapitein. Tijdens de uitgifte van een nieuw operatiebevel wordt er vaak een nieuwe pelotonoudste (PO) aangewezen. De PO is degene die het peloton leidt. En jawel, ook dit keer was ik de gelukkige. In eerste instantie schrok ik daar een beetje van (per slot van rekening kijken 78 ogen naar jou als je voor het peloton staat en dat begon al in de klas toen mijn naam werd genoemd...), maar de overtuiging dat dit een mooie kans was om veel te leren won het gauw. 's Avonds werden we nog officieel geďnaugureerd bij de Manche. Dat is de vereniging van de Luchtmacht. Iedereen moest eerst zo snel mogelijk een akelig drankje naar binnen werken en daarna kregen we een oorkonde. Jullie weten dat dit soort festiviteiten niet echt aan mij zijn besteed, maar de gezelligheid maakte veel goed.
Na Hemelvaart volgden een paar vrije dagen. “Dat komt even mooi uit!”, zal je denken, “Dan heb je lekker veel tijd om je voor te bereiden.” Nou, tijd had ik genoeg, maar relevante informatie ontbrak. Uit allerlei officieuze kanalen had ik vernomen dat we met de fiets zouden vertrekken, dat we veel zouden marsen en nauwelijks slaap zouden krijgen. Maar officieel beschikte ik alleen over een operatiebevel dat gecopy-past leek van velddienst 4. Daar kon ik dus niets mee. Het probleem van veel tijd en te veel officieuze informatie zijn de honderd-en-één scenario's die je daarmee kunt verzinnen. Dus in plaats van mij goed voor te bereiden heb ik mij vooral goed druk gemaakt. Om dat te doorbreken ben ik maar leuke dingen gaan doen, want van jezelf druk maken word je moe en dat is wel het laatste wat je op velddienst 5 kunt gebruiken...
Zondagavond had ik vroeger dan normaal afgesproken met de groepoudsten (GO's) en de opvolgend pelotonoudste (OPO) om toch nog wat laatste punten door te nemen. We spraken wat praktische zaken af, deelden de laatste officieuze nieuwtjes mee en spraken elkaar moed in. 's Avonds pakten we onze spullen en doken op tijd de koffer in. Hoewel ik die nacht niet goed de slaap kon vatten, werd mijn nacht toch ruw verstoord door een bezoekje van de kapitein. Om vijf uur 's morgens stond hij naast m'n bed. Ik moest er gauw uitkomen voor een nieuw bevel: er hadden grote veranderingen plaatsgevonden. De vuurtoren die wij zouden beveiligen was niet meer middels gewoon transport te bereiken. Er waren verschillende transporten overvallen, dus wij moesten op de fiets via een omweg. Ik las het bevel, trok mijn conclusies en dook er nog even in. Om kwart voor zes zou ik de GO's en OPO bij me roepen.
Nadat ik het laatste nieuws met hen had gedeeld en mijn orders had doorgegeven, maakten wij ons klaar voor vertrek. Gelukkig hoefden wij niet zo vroeg te vertrekken als de opleidingpelotons van de Landmacht en hadden we nog tijd voor een ontbijt. Daarna werden de wapens en de fietsen opgehaald. De navigatoren van iedere groep bespraken de route met elkaar en om ongeveer 08:45 uur vertrok de eerste groep. De fietstocht verliep voorspoedig. Hoewel het een beetje benauwd was, stond er niet veel wind, was het niet te warm en hadden we niet één lekke band. Onze groep passeerde de tweede groep een paar keer tijdens de rit, met de eerste groep hield ik contact d.m.v. m'n GSM: handig! Na een kilometer of 70 kwamen we aan op de plaats van bestemming: een haven. Daar werden de fietsen ingeladen, hielden we een sanitaire stop en wachtten netjes af op wat komen zou.
Dat bleek een partizanenboot te zijn! Omdat we ons inmiddels in vijandig gebied bevonden, waren we aangewezen op de hulp van partizanen. Eén partizaan was bereid gevonden ons met zijn boot verder te brengen. We gingen aan boord, beveiligden de boot en voeren naar het volgende punt waar een andere partizaan ons verder zou wijzen. Tijdens de boottocht die ongeveer tweeénhalf uur duurde hadden we tijd om wat bij te slapen en te eten. Het volgende punt lag op een eiland. De boot meerde aan en wij gingen van boord. Dat ging niet helemaal vlekkeloos. In eerste instantie was ik vergeten dat we in vijandig gebied waren en liet ons peloton onbeveiligd en in een wandeltempo de wal opzoeken, in tweede instantie struikelde ik in alle haast over m'n eigen benen, maar na een derde poging lagen we allemaal relatief veilig onderaan een snelwegtalud in afwachting op de volgende partizaan.
Dat bleek een local die mij in onvervalst dialect meedeelde dat de dam waar wij overheen moesten onveilig was en dat hij verschillende Hollandse eenheden op onze route had gezien. Wij moesten dus zo snel als kon ons over de dam verplaatsten. Daartoe zou een van onze instructeurs het tempo aangeven... Hadden we maar een tijd en een afstand doorgekregen, dan zouden we in mars en speedmars die afstand hebben afgelegd. (Tijdens marsen loop je in één tempo waardoor je minder moe wordt en makkelijk als peloton bij elkaar kunt blijven.) Nu waren wij overgeleverd aan het moordende tempo van een onzer instructeurs (ongeveer 2 m lang, 1 m breed en schoenmaat 50)... Marsen was onmogelijk, maar het peloton moest wel bij elkaar blijven! Dit deel van onze Odyssee was fysiek misschien wel het zwaarste. Verschillende mensen gingen helemaal stuk, maar als peloton deden we het super. Wie niet meer vooruitkwam werd meegesjouwd en wie nog kracht overhad droeg spullen van anderen die dat niet meer konden. Complimenten!
Na afloop van de zogenaamde geforceerde mars kregen we wat te eten en tijd om te herstellen. Dat was hard nodig, want tegen het vallen van de avond zetten we onze tocht voort. Nadat ik mijn PO-schap had overgedragen op een ander, moesten we ons vele kilometers door mul zand verplaatsen en daarbij een radio, twee brancards en enkele jerrycans water meesjouwen. Gelukkig konden we het tempo nu zelf bepalen. Om het uur hielden we een korte pauze om wat te drinken en de veters nog eens te strikken. Hierbij moesten we wel oppassen niet te lang te blijven zitten, want voor je het weet val je in slaap en ben je niet meer vooruit te branden. Na een uur of drie marsen hielden we halt. Vanuit de zee klonk een angstaanjagend geluid. Wat bleek? Net als Odysseus hadden wij de toorn van de zeegod gewekt! De PO, mijn buddy en ik gingen naar hem toe in de hoop hem gunstig te stemmen. We vroegen hem dichterbij te komen. Hij had wat te vertellen, maar wij verstonden het niet. Hij vroeg ons de zee in te komen. Daar hadden wij niet zoveel trek in, maar mijn buddy trok de stoute schoenen aan en liep op Neptunus af. Hij nam een fles met een brief in ontvangst en werd vervolgens de zee weer uitgejaagd: “Verdwijn! Ga mijn zee uit!” Op de brief stond een nieuwe opdracht: binnen x uur moesten we ons op het volgende punt melden. Nadat mijn buddy droge kleren had aangetrokken, zetten we onze tocht voort.
Toen we bijna op het eindpunt waren — dat wisten we niet, want we konden de herkenningslichten niet zien — hielden we nog een keer halt om wat bij te komen voor we over de verharde weg verder zouden gaan. Hadden we dat maar niet gedaan. Als we de laatste heuvel toen bedwongen hadden, waren we het eerste peloton geweest die de opdracht binnen de gestelde tijd had volbracht en als beloning het laatste deel vervoerd zou worden. Nu pauzeerden wij met de haven in zicht. Achteraf is dat lullig, maar op dat moment verlangden we naar pauze. Het was niet anders. Nu moesten we nog een kilometer of 8 doorstoempen. Toen het alweer morgen werd, kwamen we aan op ons schuilbivak. Dat was gelegen tussen de scharrelkippen. Na een uurtje pitten, moesten we er alweer uit. We aten wat, camoufleerden ons en maakten ons klaar voor vertrek.
Het laatste deel van onze tocht was een tactische verplaatsing naar de vuurtoren. Onderweg raakten we even de weg kwijt, maar gelukkig kwamen we sympathisanten tegen: Germaanse toeristen. Zij konden ons de weg wijzen en na twee uurtjes verplaatsen door weiden, wegen en tuinen, kwamen we aan bij de vuurtoren. Een buddypaar had al een strategische plek ingenomen voor de beveiliging, wij namen een andere positie in. Wat later kwamen de adjudant en onze sergeant-majoor en werd begonnen met het opbouwen van het kamp.
De volgende dagen stonden in het teken van commandovoering, verkenningswerk en slaaptekort. Heel veel slaaptekort. Tussen maandagmorgen 05:00 uur en donderdagmiddag 14:00 uur, toen ik in de bus in een comateuze slaap viel, heb ik drieënhalf uur geslapen! Dat was het eigenlijke doel van deze velddienst: je bewustworden van het effect van vermoeidheid op je eigen en andermans fysieke en morele gesteldheid. En wat betekent dat voor leiding geven? Om ons te confronteren, waren twee testmomenten ingebouwd. Tijdens deze testen moest je allerlei kennis opboeren over je wapen en ZHKH. Voorwaar geen sinecure als je ernstig vermoeid bent. Ook zeer leerzaam! Na de laatste test, toen wij ons in een rij opstelden en enkelen spontaan voor- of achterover vielen, was het einde van de velddienst gelukkig in zicht. Het kamp werd afgebroken, we kregen nog een laatste, pittige mentale training en na een tractatie (pannenkoeken met stroop/suiker!) mochten we eindelijk de bus in. Heftig!
De volgende morgen moesten we alweer acte de présence geven bij de commando-overdracht van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). Dat was een formele, feestelijke gebeurtenis met toespraken waarbij wij een aardig tijdje in de zon in de houding moesten staan. Aan het einde van deze ceremonie, waar ik nog veel meer over zou kunnen schrijven, liepen wij een soort ereronde langs de scheidende en de aantredende generaal waarbij we als echte Noord-Koreaantjes tegelijkertijd ons hoofd naar rechts draaiden om de generaals te groeten die op een verhoging stonden... Al met al een enerverende, maar ook buitengewoon boeiende week!
De afgelopen week stond in het teken van grensverleggende activiteiten. Hiervoor zijn we woensdag afgereisd naar de Belgische Ardennen. Naar Marche-les-Dames om precies te zijn. Daar ligt langs de Maas het klimtrainingscentrum voor commando's waar wij allerlei klim- en klauterwerk hebben verricht. Het doel hiervan was het herkennen van eigen en andermans angsten en het daarmee leren omgaan. In vier dagdelen werkten we daar naartoe. Angstaanjagend detail: de Belgische koning Albert I is op 17 februari 1934 in Marche-les-Dames van een rots gevallen en ter plekke overleden...
Woensdagmiddag stond in het teken van het herkennen van je eigen angsten. Wij begonnen met de zogenaamde Route du Risque; een riskant klimpad door het bos. Al vrij vroeg kwamen we een spannend onderdeel tegen. Gezekerd aan een kabel moesten we over een smalle brug lopen en aan het einde daarvan een sprong maken over een ravijn naar de overkant. Zelf vond ik dit niet zo heel eng. Ik bleef me gewoon concentreren op de overkant. Daardoor kon ik me niet druk maken over de diepte waar ik in zou kunnen storten bij eventueel uitglijden. Maar het belangrijkste feit waardoor ik me redelijk op m'n gemak voelde was wel dat we tussen de bomen liepen. Zolang ik om me heen een dak van bladeren zie, vind ik het allemaal niet zo eng. Het onderdeel dat me deze dag de meeste angst inboezemde was de zogenaamde Indianenbrug. Dat zijn twee boven elkaar gespannen stalen kabels over een ravijn. Op de onderste ga je staan en aan de bovenste houd je je vast. Zo schuifel je voetje voor voetje naar de overkant. Op de klimbaan in Oirschot of Breda vind ik dat een eitje, maar met een ravijn van enkele tientallen meters onder je is het toch een ander verhaal. Aan het einde van de dag evalueerden we e.e.a.. Zonder schroom vertelden we elkaar onze ervaringen en leerden we elkaars angsten beter kennen. Gelukkig gold voor de meesten dat ze niet erg angstig waren geweest. Dat zou de volgende dag wel anders zijn...
Na een matige nacht slapen brak de tweede dag aan. Vandaag zouden we twee dagdelen klimmen. 's Morgens langs een steile wand, 's middags volgens de Via Ferrata of IJzeren Weg. Het thema bij het wandklimmen was het herkennen van andermans angsten, het thema bij de Via Ferrata was het omgaan met je eigen angst.
Mijn eerste onderdeel 's morgens was abseilen van zo'n meter of 60. Behoorlijk hoog, maar je gaat de goede kant op: naar beneden . Van dit dagdeel vond ik dit het minst eng, dus ik maakte i.i.g. een goede start. Ik merkte wel dat ik enigzins kramp kreeg in m'n linkerarm terwijl je die eigenlijk nauwelijks hoeft te gebruiken bij abseilen: stress. Ongemerkt span je daardoor tijdens het afdalen je spieren aan. De volgende keren heb ik daar op gelet en nam de kramp flink af. Het wandklimmen was het spannendst. Eén route was behoorlijk lastig met een paar punten waar een aantal medecadetten behoorlijk lang over deed of zelfs op bleef hangen. Omdat het niet erg opschoot, besloot ik eerst wat thee te drinken om daarna gelijk door te kunnen. Nadat ik eerst nog tweemaal langs een ladder omhoog was geklommen en abseilend was afgedaald, moest ik de moeilijkste route langs de steile wand klimmen. Op de een of andere manier komt het bij mij altijd zo uit dat de simpelste routes al door anderen worden gebruikt en de moeilijkste overschieten... Hoe dan ook, ik heb geen klimvrees en omdat mijn route geheel vrij was, kon ik gelukkig zonder oponthoud naar boven. Dat ging heel aardig en boven gekomen voelde het als een overwinning. Onderweg deed ik nog een interessante observatie. Een medecadet bleef behoorlijk lang op een bepaald punt hangen. Waar ikzelf op dat soort moeilijke punten extra ijverig om me heen ga zoeken naar steunpunten, zie je dat anderen juist berusten en de tijd nemen. Ook heb ik gezien dat de cadet met misschien wel de meeste vrees buitengewoon dapper de strijd met zichzelf aanging en de steilste wand bedwong. Hulde! Dit was een leerzame ochtend: boven mezelf uitgestegen op de steile wand en observaties gedaan van stress/angst bij anderen.
's Middags zou het akeligste onderdeel van deze GVA aanbreken: de Via Ferrata. Bij de Via Ferrata moet je je een route voorstellen langs steile wanden die zijn voorzien van ijzeren stijgbeugels, stalen pijpen, bruggetjes en een slingertouw. Terwijl ik dit schrijf, staat het zweet alweer in m'n handen. Deze route deed mij nog het meest denken aan gevaarlijke stukjes klimwerk in actiefilms. Geregeld stonden we op smalle richels langs grote dieptes of hingen we aan een slingertouw boven een ravijn. Ik heb duizend angsten uitgestaan. Tijdens deze tocht waarbij je jezelf moest blijven motiveren en je dus niet op anderen mocht richten, heb ik geleerd wat nu precies mijn eigen hoogtevrees inhoudt. Mijn hoogtevrees ontstaat namenlijk wanneer ik op hoogte niets kan doen dan afwachten. Dus wanneer een voorganger uit angst of moeite met een hindernis vertraagt en ik daardoor op een richel moet blijven staan of aan een stukje steile wand moet blijven hangen, dan raak ik in paniek. Want ik wil dóór! Hoe eerder beneden, hoe liever het mij is. Gelukkig zijn er op de Via Ferrata stukjes waar je anderen kunt inhalen en ik was dan ook heel erg blij dat een aantal medecadetten mij die ruimte gaf. Anderzijds heb ik natuurlijk ook geprobeerd mijzelf te vermannen en te blijven staan of zitten waar ik op dat moment ben. Dan probeer ik een beetje te ontspannen en sluit m'n ogen bijvoorbeeld als ik stevig zit. Dat lukte heel aardig, maar het liefste ben ik toch beneden. Aan het einde van deze dag hielden we o.l.v. de instructeurs weer een evaluatie. Het meest leerzame van deze evaluatie was het inzicht dat ik kreeg in andermans copingstrategieën en manieren van motiveren. ‘s Avonds was buitengewoon relaxt. We konden lekker douchen, een filmpje kijken en zelfs een pilsje drinken! En onze sergeant-majoor was natuurlijk weer de liefste met drie lieveheersbeestjes op z’n arm en een traktatie voor mij .
Na een goede nacht slapen brak de laatste dag aan. Die stond in het teken van het motiveren van anderen terwijl je zelf ook onder spanning staat. Ze begon met een pittige klim van een meter of 40. Gelukkig wel minder steil dan die van de tweede dag. Buddiesgewijs gingen we omhoog. Mijn buddy, die mijn type hoogtevrees goed in de smiezen had, liet mij bewust voorgaan zodat ik hem wel moest coachen. Hij presteerde het zelfs om me af en toe te laten wachten! Op de een of andere manier lukt me dat heel aardig als iemand dat netjes vraagt, zelfs terwijl ik mij met angst aan een rots klem. Ik had niet verwacht dat ik dat voor elkaar zou krijgen. Op de top van de klim bevond zich het beruchte kippebruggetje. Dat is een steile balk met dwarslatjes en zonder leuningen over een diep ravijn. Zelf had ik hier ondanks de enorme windvlagen niet zo’n moeite mee, maar anderen hadden hier toch wat angstige momenten. Ik probeerde mijn buddy wat te motiveren en na een korte aarzeling maakte hij ook de oversteek. De rest van de ochtend was minder eng, alhoewel de helicopterafdaling vanaf de Indianenbrug mij nog wel wat angst inboezemde. Na een lange afdaling aan een kabel over een vijver zat het klimwerk erop. Het einde van onze GVA echter nog niet... We besloten de ochtend met een korte, maar hevige mentale training. Terwijl we dachten dat alles erop zat, moesten we als peloton een pittige heuvel van 12% binnen een zeer korte tijd bedwingen. Hangend en wurgend kwamen we boven aan. Eindelijk mochten we de bus in naar huis! De afgelopen drie dagen waren zeer leerzaam geweest.