Begin een dag van te voren. Zet een netje (ongeveer een kilo?) kokkels in een bak met zout water (zouter dan zeewater) in de koelkast en vervang het water zo nu en dan met schoon zout water. Zo wassen de kokkels zichzelf van binnen schoon. Was vervolgens de schelpjes en gooi alle kapotte schelpen, en alle schelpen die niet vanzelf dicht gaan, weg. Breng een klein laagje water flink aan de kook in een platte, ondiepe pan en stoom / kook de kokkels met de deksel op de pan en op zeer hoog vuur tot ze net allemaal open zijn. Giet het kookvocht af, zeef het door kaasdoek of door een zakdoek en hou het vocht in een andere pan aan de kook. Gooi alle schelpen die niet tijdens het koken opengegaan zijn weg. Kook ondertussen 300 a 400 gram spaghetti of spaghettini in zeezout water (maar lees verder, want de timing moet wel goed zijn).
Zet de platte pan opnieuw op zeer hoog vuur, ditmaal met flink veel goede olijfolie, drie of vier gesnipperde tenen knoflook en een klein (gesnipperd) rood pepertje. Doe de kokkels erbij, roerbak alles een minuut of drie/ vier op zeer hoog vuur, totdat de knoflook begint te kleuren. Vis, om ruimte te maken, tijdens het roerbakken alvast zoveel mogelijk lege schelpen uit de pan. Doe een scheut witte, droge wijn bij de kokkels en laat de alcohol verdampen. Giet de spaghetti nog voor dat deze beetgaar is af, en doe deze bij de kokkels. Roer goed om en gaar de spaghetti verder door het bewaarde vocht van de kokkels beetje bij beetje in de pan te gieten zodat, als de spaghetti eenmaal gaar is, deze weer bijna droog is. Doe er aan het eind een flinke hand peterselie en wat zwarte peper bij, en klaar is baschie . (Wijnsuggestie: Origen Campo Mayor DO Rueda )