Voordat ik de barre tocht van de vijfde velddienst beschrijf en de ontberingen die wij hebben doorstaan, eerst nog een typische anecdote die hieraan vooraf ging.
De week voorafgaand aan de afgelopen week was vrij kort. Op woensdag had ik bijzonder verlof i.v.m. de promotie van Matth waar ik paranimf mocht zijn, donderdag was Hemelvaart en vrijdag kregen wij vrij als compensatie voor de verplichte aanwezigheid bij de vlaggenparade afgelopen Koninginnedag. Maandag en dinsdag kregen we les en... inspectie! Dat was een bijzonder gebeuren. 's Morgens vroeg na het appel kregen we een uur de tijd om onze kamer helemaal spik en span op te leveren. Aan dit bevel werd serieus gehoor gegeven: kasten van de muur, bedden van hun plaats en zelfs de kleinste hoekjes in de kasten en de kamer werden niet vergeten. Toen het bijna zover was, stonden wij enigzins gespannen in de houding voor onze kast in afwachting van de inspectie. De adjudant kwam, maar niet voor inspectie: "Jullie hebben les in het Uiltje." We pakten onze spullen en verplaatsten ons naar het Uiltje voor een les ZHKH (Zelfhulp, kameradenhulp = militaire EHBO). Na deze les kregen we een nieuwe tijd voor inspectie. We zetten nog eens de puntjes op de i en wachtten af. Helaas, ook ditmaal geen inspectie. Nu begonnen enkele spichtigen onder ons zich toch af te vragen waar dit toneelstuk voor was opgetuigd: Wat heeft dit te betekenen? Na de derde keer ons bed te hebben gladgestreken en de laatste stofjes van de plinten te hebben gepoetst, was het dan zover: iedereen stond in de houding voor zijn kast, onze groep werd aangemeld en de adjudant kwam op inspectie. En ik was de gelukkige. Van der Laan, til die doos op je kast eens omhoog. Zonder zorgen tilde ik 'm omhoog. Ook de binnenkant van mijn kast bleek smetteloos. De adjudant bleek echter niet voor een gat te vangen. Van der Laan, heb jij witte galahandschoenen? Ik: Jawel, adjudant. De adjudant: Geef er maar eens n. Toen kon het feest beginnen. Haal je tent eens te voorschijn. Nog steeds zonder enige vrees pakte ik de eerste de beste tent onder mijn bed vandaan. De adjudant had inmiddels mijn handschoen aangetrokken en beval mij met een grijns mijn tent open te ritsen. Toen zakte ik door het ijs. Hoewel tegen witte handschoenen zelfs een clean room nog niet bestand is, waren met het blote oog zandkorrels waarneembaar. Zucht, balen. Wat zou er nu gebeuren? Wel, praktisch alle tenten bleken - hoewel ze 's morgens nog waren uitgeschud en gebezemd - stoffig, dus die moesten in ieder geval opnieuw schoon (Niet goed? = Opnieuw!). Zo gezegd, zo gedaan. 's Avonds hebben wij alle tenten nog eens uitbundig schoongemaakt. Wij konden in ieder geval met de schoonste tenten ooit op velddienst 5! Dat we daar nauwelijks gebruik van zouden maken, wisten we toen nog niet...
Op de dinsdagmiddag voor de velddienst kregen we eerst nog het operatiebevel met een toelichting van de kapitein. Tijdens de uitgifte van een nieuw operatiebevel wordt er vaak een nieuwe pelotonoudste (PO) aangewezen. De PO is degene die het peloton leidt. En jawel, ook dit keer was ik de gelukkige. In eerste instantie schrok ik daar een beetje van (per slot van rekening kijken 78 ogen naar jou als je voor het peloton staat en dat begon al in de klas toen mijn naam werd genoemd...), maar de overtuiging dat dit een mooie kans was om veel te leren won het gauw. 's Avonds werden we nog officieel genaugureerd bij de Manche. Dat is de vereniging van de Luchtmacht. Iedereen moest eerst zo snel mogelijk een akelig drankje naar binnen werken en daarna kregen we een oorkonde. Jullie weten dat dit soort festiviteiten niet echt aan mij zijn besteed, maar de gezelligheid maakte veel goed.
Na Hemelvaart volgden een paar vrije dagen. Dat komt even mooi uit!, zal je denken, Dan heb je lekker veel tijd om je voor te bereiden. Nou, tijd had ik genoeg, maar relevante informatie ontbrak. Uit allerlei officieuze kanalen had ik vernomen dat we met de fiets zouden vertrekken, dat we veel zouden marsen en nauwelijks slaap zouden krijgen. Maar officieel beschikte ik alleen over een operatiebevel dat gecopy-past leek van velddienst 4. Daar kon ik dus niets mee. Het probleem van veel tijd en te veel officieuze informatie zijn de honderd-en-n scenario's die je daarmee kunt verzinnen. Dus in plaats van mij goed voor te bereiden heb ik mij vooral goed druk gemaakt. Om dat te doorbreken ben ik maar leuke dingen gaan doen, want van jezelf druk maken word je moe en dat is wel het laatste wat je op velddienst 5 kunt gebruiken...
Zondagavond had ik vroeger dan normaal afgesproken met de groepoudsten (GO's) en de opvolgend pelotonoudste (OPO) om toch nog wat laatste punten door te nemen. We spraken wat praktische zaken af, deelden de laatste officieuze nieuwtjes mee en spraken elkaar moed in. 's Avonds pakten we onze spullen en doken op tijd de koffer in. Hoewel ik die nacht niet goed de slaap kon vatten, werd mijn nacht toch ruw verstoord door een bezoekje van de kapitein. Om vijf uur 's morgens stond hij naast m'n bed. Ik moest er gauw uitkomen voor een nieuw bevel: er hadden grote veranderingen plaatsgevonden. De vuurtoren die wij zouden beveiligen was niet meer middels gewoon transport te bereiken. Er waren verschillende transporten overvallen, dus wij moesten op de fiets via een omweg. Ik las het bevel, trok mijn conclusies en dook er nog even in. Om kwart voor zes zou ik de GO's en OPO bij me roepen.
Nadat ik het laatste nieuws met hen had gedeeld en mijn orders had doorgegeven, maakten wij ons klaar voor vertrek. Gelukkig hoefden wij niet zo vroeg te vertrekken als de opleidingpelotons van de Landmacht en hadden we nog tijd voor een ontbijt. Daarna werden de wapens en de fietsen opgehaald. De navigatoren van iedere groep bespraken de route met elkaar en om ongeveer 08:45 uur vertrok de eerste groep. De fietstocht verliep voorspoedig. Hoewel het een beetje benauwd was, stond er niet veel wind, was het niet te warm en hadden we niet n lekke band. Onze groep passeerde de tweede groep een paar keer tijdens de rit, met de eerste groep hield ik contact d.m.v. m'n GSM: handig! Na een kilometer of 70 kwamen we aan op de plaats van bestemming: een haven. Daar werden de fietsen ingeladen, hielden we een sanitaire stop en wachtten netjes af op wat komen zou.
Dat bleek een partizanenboot te zijn! Omdat we ons inmiddels in vijandig gebied bevonden, waren we aangewezen op de hulp van partizanen. En partizaan was bereid gevonden ons met zijn boot verder te brengen. We gingen aan boord, beveiligden de boot en voeren naar het volgende punt waar een andere partizaan ons verder zou wijzen. Tijdens de boottocht die ongeveer tweenhalf uur duurde hadden we tijd om wat bij te slapen en te eten. Het volgende punt lag op een eiland. De boot meerde aan en wij gingen van boord. Dat ging niet helemaal vlekkeloos. In eerste instantie was ik vergeten dat we in vijandig gebied waren en liet ons peloton onbeveiligd en in een wandeltempo de wal opzoeken, in tweede instantie struikelde ik in alle haast over m'n eigen benen, maar na een derde poging lagen we allemaal relatief veilig onderaan een snelwegtalud in afwachting op de volgende partizaan.
Dat bleek een local die mij in onvervalst dialect meedeelde dat de dam waar wij overheen moesten onveilig was en dat hij verschillende Hollandse eenheden op onze route had gezien. Wij moesten dus zo snel als kon ons over de dam verplaatsten. Daartoe zou een van onze instructeurs het tempo aangeven... Hadden we maar een tijd en een afstand doorgekregen, dan zouden we in mars en speedmars die afstand hebben afgelegd. (Tijdens marsen loop je in n tempo waardoor je minder moe wordt en makkelijk als peloton bij elkaar kunt blijven.) Nu waren wij overgeleverd aan het moordende tempo van een onzer instructeurs (ongeveer 2 m lang, 1 m breed en schoenmaat 50)... Marsen was onmogelijk, maar het peloton moest wel bij elkaar blijven! Dit deel van onze Odyssee was fysiek misschien wel het zwaarste. Verschillende mensen gingen helemaal stuk, maar als peloton deden we het super. Wie niet meer vooruitkwam werd meegesjouwd en wie nog kracht overhad droeg spullen van anderen die dat niet meer konden. Complimenten!
Na afloop van de zogenaamde geforceerde mars kregen we wat te eten en tijd om te herstellen. Dat was hard nodig, want tegen het vallen van de avond zetten we onze tocht voort. Nadat ik mijn PO-schap had overgedragen op een ander, moesten we ons vele kilometers door mul zand verplaatsen en daarbij een radio, twee brancards en enkele jerrycans water meesjouwen. Gelukkig konden we het tempo nu zelf bepalen. Om het uur hielden we een korte pauze om wat te drinken en de veters nog eens te strikken. Hierbij moesten we wel oppassen niet te lang te blijven zitten, want voor je het weet val je in slaap en ben je niet meer vooruit te branden. Na een uur of drie marsen hielden we halt. Vanuit de zee klonk een angstaanjagend geluid. Wat bleek? Net als Odysseus hadden wij de toorn van de zeegod gewekt! De PO, mijn buddy en ik gingen naar hem toe in de hoop hem gunstig te stemmen. We vroegen hem dichterbij te komen. Hij had wat te vertellen, maar wij verstonden het niet. Hij vroeg ons de zee in te komen. Daar hadden wij niet zoveel trek in, maar mijn buddy trok de stoute schoenen aan en liep op Neptunus af. Hij nam een fles met een brief in ontvangst en werd vervolgens de zee weer uitgejaagd: Verdwijn! Ga mijn zee uit! Op de brief stond een nieuwe opdracht: binnen x uur moesten we ons op het volgende punt melden. Nadat mijn buddy droge kleren had aangetrokken, zetten we onze tocht voort.
Toen we bijna op het eindpunt waren dat wisten we niet, want we konden de herkenningslichten niet zien hielden we nog een keer halt om wat bij te komen voor we over de verharde weg verder zouden gaan. Hadden we dat maar niet gedaan. Als we de laatste heuvel toen bedwongen hadden, waren we het eerste peloton geweest die de opdracht binnen de gestelde tijd had volbracht en als beloning het laatste deel vervoerd zou worden. Nu pauzeerden wij met de haven in zicht. Achteraf is dat lullig, maar op dat moment verlangden we naar pauze. Het was niet anders. Nu moesten we nog een kilometer of 8 doorstoempen. Toen het alweer morgen werd, kwamen we aan op ons schuilbivak. Dat was gelegen tussen de scharrelkippen. Na een uurtje pitten, moesten we er alweer uit. We aten wat, camoufleerden ons en maakten ons klaar voor vertrek.
Het laatste deel van onze tocht was een tactische verplaatsing naar de vuurtoren. Onderweg raakten we even de weg kwijt, maar gelukkig kwamen we sympathisanten tegen: Germaanse toeristen. Zij konden ons de weg wijzen en na twee uurtjes verplaatsen door weiden, wegen en tuinen, kwamen we aan bij de vuurtoren. Een buddypaar had al een strategische plek ingenomen voor de beveiliging, wij namen een andere positie in. Wat later kwamen de adjudant en onze sergeant-majoor en werd begonnen met het opbouwen van het kamp.
De volgende dagen stonden in het teken van commandovoering, verkenningswerk en slaaptekort. Heel veel slaaptekort. Tussen maandagmorgen 05:00 uur en donderdagmiddag 14:00 uur, toen ik in de bus in een comateuze slaap viel, heb ik drienhalf uur geslapen! Dat was het eigenlijke doel van deze velddienst: je bewustworden van het effect van vermoeidheid op je eigen en andermans fysieke en morele gesteldheid. En wat betekent dat voor leiding geven? Om ons te confronteren, waren twee testmomenten ingebouwd. Tijdens deze testen moest je allerlei kennis opboeren over je wapen en ZHKH. Voorwaar geen sinecure als je ernstig vermoeid bent. Ook zeer leerzaam! Na de laatste test, toen wij ons in een rij opstelden en enkelen spontaan voor- of achterover vielen, was het einde van de velddienst gelukkig in zicht. Het kamp werd afgebroken, we kregen nog een laatste, pittige mentale training en na een tractatie (pannenkoeken met stroop/suiker!) mochten we eindelijk de bus in. Heftig!
De volgende morgen moesten we alweer acte de prsence geven bij de commando-overdracht van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). Dat was een formele, feestelijke gebeurtenis met toespraken waarbij wij een aardig tijdje in de zon in de houding moesten staan. Aan het einde van deze ceremonie, waar ik nog veel meer over zou kunnen schrijven, liepen wij een soort ereronde langs de scheidende en de aantredende generaal waarbij we als echte Noord-Koreaantjes tegelijkertijd ons hoofd naar rechts draaiden om de generaals te groeten die op een verhoging stonden... Al met al een enerverende, maar ook buitengewoon boeiende week!
De deur openhouden vind ik nog wel te doen, en ooit wil ik nog eens, uiteraard om indruk te maken, mijn regenjas over een plas draperen en het object van mijn affectie aan de hand genomen eroverheen laten schrijden. Zelf in die plas gaan liggen gaat me echter toch wat te ver.
Mieren gaat blijkbaar niets te ver. Ze bouwen niet alleen bruggen en vlotten van hun eigen lichamen, ze vullen ook nog eens de gaatjes in de weg, blijkt uit recent onderzoek. En ze doen dat niet willekeurig, nee, ze pakken alleen de gaatjes waar ze precies in passen en gaan pas weg als er een tijd lang niemand meer op ze heeft gestaan. Dat is nog eens hoffelijkheid! En ik wed dat die mieren het niet eens doen om die avond niet alleen te slapen, zoals die verdomde Amerikanen .
Toch schijnt 30% van de dames in het uitgaanscircuit het 'grinding', plat gezegd 'droog kontneuken', een prima manier te vinden om het eerste contact te leggen en heeft zo'n 85% van de dames dit type ontmoeting al eens mogen meemaken. 3.5% heeft zelfs geen problemen met wat tettergetoeter ter vervanging van een begroeting. Geen wonder dat die dames al gapen voordat ik aan de koetjes en kalfjes kan beginnen . Dit alles is uiteraard weer te lezen in mijn favoriete wetenschappelijke tijdschrift "the Journal of Sex Research". Je kunt het natuurlijk omdraaien en zeggen dat de meerderheid het gedrag dus niet acceptabel vindt, maar dat maakt een blog alweer een stuk minder boeiend .
De afgelopen week stond in het teken van grensverleggende activiteiten. Hiervoor zijn we woensdag afgereisd naar de Belgische Ardennen. Naar Marche-les-Dames om precies te zijn. Daar ligt langs de Maas het klimtrainingscentrum voor commando's waar wij allerlei klim- en klauterwerk hebben verricht. Het doel hiervan was het herkennen van eigen en andermans angsten en het daarmee leren omgaan. In vier dagdelen werkten we daar naartoe. Angstaanjagend detail: de Belgische koning Albert I is op 17 februari 1934 in Marche-les-Dames van een rots gevallen en ter plekke overleden...
Woensdagmiddag stond in het teken van het herkennen van je eigen angsten. Wij begonnen met de zogenaamde Route du Risque; een riskant klimpad door het bos. Al vrij vroeg kwamen we een spannend onderdeel tegen. Gezekerd aan een kabel moesten we over een smalle brug lopen en aan het einde daarvan een sprong maken over een ravijn naar de overkant. Zelf vond ik dit niet zo heel eng. Ik bleef me gewoon concentreren op de overkant. Daardoor kon ik me niet druk maken over de diepte waar ik in zou kunnen storten bij eventueel uitglijden. Maar het belangrijkste feit waardoor ik me redelijk op m'n gemak voelde was wel dat we tussen de bomen liepen. Zolang ik om me heen een dak van bladeren zie, vind ik het allemaal niet zo eng. Het onderdeel dat me deze dag de meeste angst inboezemde was de zogenaamde Indianenbrug. Dat zijn twee boven elkaar gespannen stalen kabels over een ravijn. Op de onderste ga je staan en aan de bovenste houd je je vast. Zo schuifel je voetje voor voetje naar de overkant. Op de klimbaan in Oirschot of Breda vind ik dat een eitje, maar met een ravijn van enkele tientallen meters onder je is het toch een ander verhaal. Aan het einde van de dag evalueerden we e.e.a.. Zonder schroom vertelden we elkaar onze ervaringen en leerden we elkaars angsten beter kennen. Gelukkig gold voor de meesten dat ze niet erg angstig waren geweest. Dat zou de volgende dag wel anders zijn...
Na een matige nacht slapen brak de tweede dag aan. Vandaag zouden we twee dagdelen klimmen. 's Morgens langs een steile wand, 's middags volgens de Via Ferrata of IJzeren Weg. Het thema bij het wandklimmen was het herkennen van andermans angsten, het thema bij de Via Ferrata was het omgaan met je eigen angst.
Mijn eerste onderdeel 's morgens was abseilen van zo'n meter of 60. Behoorlijk hoog, maar je gaat de goede kant op: naar beneden . Van dit dagdeel vond ik dit het minst eng, dus ik maakte i.i.g. een goede start. Ik merkte wel dat ik enigzins kramp kreeg in m'n linkerarm terwijl je die eigenlijk nauwelijks hoeft te gebruiken bij abseilen: stress. Ongemerkt span je daardoor tijdens het afdalen je spieren aan. De volgende keren heb ik daar op gelet en nam de kramp flink af. Het wandklimmen was het spannendst. En route was behoorlijk lastig met een paar punten waar een aantal medecadetten behoorlijk lang over deed of zelfs op bleef hangen. Omdat het niet erg opschoot, besloot ik eerst wat thee te drinken om daarna gelijk door te kunnen. Nadat ik eerst nog tweemaal langs een ladder omhoog was geklommen en abseilend was afgedaald, moest ik de moeilijkste route langs de steile wand klimmen. Op de een of andere manier komt het bij mij altijd zo uit dat de simpelste routes al door anderen worden gebruikt en de moeilijkste overschieten... Hoe dan ook, ik heb geen klimvrees en omdat mijn route geheel vrij was, kon ik gelukkig zonder oponthoud naar boven. Dat ging heel aardig en boven gekomen voelde het als een overwinning. Onderweg deed ik nog een interessante observatie. Een medecadet bleef behoorlijk lang op een bepaald punt hangen. Waar ikzelf op dat soort moeilijke punten extra ijverig om me heen ga zoeken naar steunpunten, zie je dat anderen juist berusten en de tijd nemen. Ook heb ik gezien dat de cadet met misschien wel de meeste vrees buitengewoon dapper de strijd met zichzelf aanging en de steilste wand bedwong. Hulde! Dit was een leerzame ochtend: boven mezelf uitgestegen op de steile wand en observaties gedaan van stress/angst bij anderen.
's Middags zou het akeligste onderdeel van deze GVA aanbreken: de Via Ferrata. Bij de Via Ferrata moet je je een route voorstellen langs steile wanden die zijn voorzien van ijzeren stijgbeugels, stalen pijpen, bruggetjes en een slingertouw. Terwijl ik dit schrijf, staat het zweet alweer in m'n handen. Deze route deed mij nog het meest denken aan gevaarlijke stukjes klimwerk in actiefilms. Geregeld stonden we op smalle richels langs grote dieptes of hingen we aan een slingertouw boven een ravijn. Ik heb duizend angsten uitgestaan. Tijdens deze tocht waarbij je jezelf moest blijven motiveren en je dus niet op anderen mocht richten, heb ik geleerd wat nu precies mijn eigen hoogtevrees inhoudt. Mijn hoogtevrees ontstaat namenlijk wanneer ik op hoogte niets kan doen dan afwachten. Dus wanneer een voorganger uit angst of moeite met een hindernis vertraagt en ik daardoor op een richel moet blijven staan of aan een stukje steile wand moet blijven hangen, dan raak ik in paniek. Want ik wil dr! Hoe eerder beneden, hoe liever het mij is. Gelukkig zijn er op de Via Ferrata stukjes waar je anderen kunt inhalen en ik was dan ook heel erg blij dat een aantal medecadetten mij die ruimte gaf. Anderzijds heb ik natuurlijk ook geprobeerd mijzelf te vermannen en te blijven staan of zitten waar ik op dat moment ben. Dan probeer ik een beetje te ontspannen en sluit m'n ogen bijvoorbeeld als ik stevig zit. Dat lukte heel aardig, maar het liefste ben ik toch beneden. Aan het einde van deze dag hielden we o.l.v. de instructeurs weer een evaluatie. Het meest leerzame van deze evaluatie was het inzicht dat ik kreeg in andermans copingstrategien en manieren van motiveren. s Avonds was buitengewoon relaxt. We konden lekker douchen, een filmpje kijken en zelfs een pilsje drinken! En onze sergeant-majoor was natuurlijk weer de liefste met drie lieveheersbeestjes op zn arm en een traktatie voor mij .
Na een goede nacht slapen brak de laatste dag aan. Die stond in het teken van het motiveren van anderen terwijl je zelf ook onder spanning staat. Ze begon met een pittige klim van een meter of 40. Gelukkig wel minder steil dan die van de tweede dag. Buddiesgewijs gingen we omhoog. Mijn buddy, die mijn type hoogtevrees goed in de smiezen had, liet mij bewust voorgaan zodat ik hem wel moest coachen. Hij presteerde het zelfs om me af en toe te laten wachten! Op de een of andere manier lukt me dat heel aardig als iemand dat netjes vraagt, zelfs terwijl ik mij met angst aan een rots klem. Ik had niet verwacht dat ik dat voor elkaar zou krijgen. Op de top van de klim bevond zich het beruchte kippebruggetje. Dat is een steile balk met dwarslatjes en zonder leuningen over een diep ravijn. Zelf had ik hier ondanks de enorme windvlagen niet zon moeite mee, maar anderen hadden hier toch wat angstige momenten. Ik probeerde mijn buddy wat te motiveren en na een korte aarzeling maakte hij ook de oversteek. De rest van de ochtend was minder eng, alhoewel de helicopterafdaling vanaf de Indianenbrug mij nog wel wat angst inboezemde. Na een lange afdaling aan een kabel over een vijver zat het klimwerk erop. Het einde van onze GVA echter nog niet... We besloten de ochtend met een korte, maar hevige mentale training. Terwijl we dachten dat alles erop zat, moesten we als peloton een pittige heuvel van 12% binnen een zeer korte tijd bedwingen. Hangend en wurgend kwamen we boven aan. Eindelijk mochten we de bus in naar huis! De afgelopen drie dagen waren zeer leerzaam geweest.
Nog een beetje nagenietend van de sfeer tijdens de koffietafelgesprekken van vandaag, bedacht ik me dat ik het vanmiddag had over een "penisartikel" dat het uiteindelijk nooit tot baschie.nl heeft geschopt. Het waarom ervan was me een beetje ontschoten, maar nu daagt het me alweer: op twee mei, bij het lezen van een samenvatting van dit artikel op de website van de New Scientist, klonk het gewoon te mooi om waar te zijn. Dit moest een 1-aprilgrap met 31 dagen verlengsnoer zijn! Nergens op de website van de "Journal of the Royal Society Interface" kon ik het originele artikel terugvinden, niet bij de "early online articles", noch in het laatste nummer. Het DOI-nummer leek legitiem, maar er leek een stijgende trend te zitten in de laatste vier cijfers van dit nummer, en artikelen met zowel eerdere als latere nummers waren wl online te vinden. En zelfs als het artikel zou bestaan, dan zou het toch op zijn minst geschreven moeten zijn door een zonderlinge wetenschapper die zich iets geks in het hoofd heeft gehaald en door de mazen van de peer-review is geglipt.
Nope! Blijkbaar pas een dag later was het bericht online te lezen. En het is niet zomaar een gekke kerel, nee, het handelt zich hier om een heus review-artikel. Even voor de niet-wetenschappers onder de bloglezers: een review-artikel wordt meestal geschreven door een oude rot in het vak die de kennis die tot dan toe in dat vakgebied is verzameld even samenvat in een wat groter artikel. Het is zeg maar de schakel tussen wetenschapsartikelen, die op de grens van de kennis opereren, en het boek, dat alle min of meer onbetwiste kennis canoniseert. Ergo het bestaan van dit review-artikel wijst op het bestaan van een complete school van "klassieke penismechanici".
Helaas verschaft de UvA ons geen toegang tot het originele artikel, maar ik vermoed dat u al genoeg plezier kunt beleven aan de samenvatting van the New Scientist. Wat moeten die redacteuren een lol hebben gehad tijdens het schrijven ervan . Zeg nu zelf. Zou u ook niet hebben getwijfeld bij het lezen van de zinsnede: a research urologist and professor of aerospace engineering at Boston University.