Voor aanvang van onze trip was Bas door enkele Italiaanse vrienden gewezen op de rust die in augustus a.g.v. de vakantie over de steden neerdaalt. Trek daar de aanwezigheid van de studenten – Bologna is een echte studentenstad – vanaf en vermenigvuldig dit met een correctiefactor kleiner dan 1 voor de zondag – families komen dan samen en koken voor elkaar – en je krijgt een aardige indruk van de totale verlatenheid. Alsof je door een vergeten goudmijnstad in het wilde westen loopt waar de saloondeuren knersen in hun schanieren en stofhoosjes de hoeken en gaten vullen. De fletse hitte uit slechte spaghettiwesterns komt in ieder geval zeer goed overeen met de weersomstandigheden die wij vandaag hebben ervaren: droog en heet. Zelfs na de zoveelste liter San Benedetto plasten wij een soort sinaasappelsiroop. Gelukkig dat het vocht dat wij uitzweetten in de loop van de dag voor een paar aardige stapelwolkjes zorgde die enige schaduw boden. In combinatie met een iets toegenomen wind was een zeer trage verplaatsing mogelijk. Bij voorkeur onder een van de talrijke galerijen die Bologna rijk is. Daar onderdoor wandelend gingen wij op zoek naar een geschikt restaurant om Lasagna Bolognese en Tortellini in Brodo te eten, twee typisch Bologniaanse gerechten. Ondanks het feit dat de meeste trattoria’s en restaurants gesloten waren, vonden we in een uithoek een geschikte plek om deze specialiteit te proeven. De Lasagna was wat flauw, de Tortellini in Brodo erg lekker. Tortellini in Brodo is een lichte, heldere bouillon van rundvlees met daarin kleine pakketjes pastadeeg gevuld met gehakt. Na deze brunch, besloten wij de stad wat verder te verkennen. De ene na de andere lege straat uitlopend kwamen wij uiteindelijk uit bij het Parco Montagnola alwaar wij de eindspurt om het laatste plaatsje in de schaduw verloren van drie oude Italiaanse oma’s die iets beter getraind leken... Na een kort verpozen aldaar liepen we, via het Centraal Station waar we alvast een voorverkenning deden voor de volgende dag, naar het centrum op zoek naar een leuke stek om wat te drinken. Helaas, de enige plek in deze stad waar normaal gesproken toch zo’n 500.000 mensen wonen waar wat gerelaxt kon worden was op het Piazza Magiore dat veroverd was door enkele tientallen touristen. Niet echt gezellig. We verzamelden onze moed en gingen verder. Via fraaie straten met galerijen aan weerszijden en smalle, slingerende steegjes kwamen we uiteindelijk uit op een pleintje voor een kerk. Daar werd juist een soundcheck gehouden voor een concert dat maar niet op gang kwam. Zelfs de muzikanten waren met vakantie! Terwijl de gitarist, de enige aanwezige, kleine kinderen een beetje op zijn gitaar liet klooien, verpoosden wij ons onder een gallerij. Toen de tijd rijp was, langs de gallerij werd een terrasje klaargemaakt voor de avond, vroeg Bas de ober of wij daar een hapje konden eten: helaas, alles gereserveerd. Loop je de hele stad af naar een geschikte plek, vind je ‘m ook nog, mag je als troost weer verder gaan zoeken! Enfin, we zaten in die flow, dus we hobbelden rustig verder. En warempel, ik weet niet meer precies waar, maar we vonden een geschikt restaurant waar we buiten op het terras wat konden eten. Bas had iets speciaals waarvan ik niet meer weet hoe het heette en ik kreeg een gevulde pasta met snijbiet, een groente die hier uitgestorven is, maar in Italie onder de naam cicoria wordt verkocht. Ze houdt het midden tussen spinazie, andijvie en biet. Erg lekker. Na het diner liepen we terug naar de bushalte op het centrale plein. Daar zagen we nog net de achterkant van de bus die we wilden halen. In afwachting op de volgende verbaasden wij ons over de verschillende polities die de openbare orde bewaakten. Zoals daar zijn: ‘La Patria Vigilanza’, ‘Carabinieri’, ‘Guardia di Finanza’ en ‘Polizia’. De een met een nog fraaier uniform dan de ander, sommigen uitgerust met een imposant hoofddeksel, anderen met een pistool, maar allemaal in een kleine middenklasser van Italiaanse makelij. Ik vraag me wel af welke agent er eigenlijk toe komt snellen als er een opstootje uitbreekt... We namen de volgende bus, liepen het laatste stukje terug naar de camping alwaar onze vriendjes reeds op ons wachtten: muggen!
Drie minuten na openingstijd een Italiaans palingmuseum bezoeken is een totale aanrader. Je hebt de twee charmante dames achter de balie totaal voor je zelf en kunt naast elkaar in een totaal lege zolderzaal twee geniale films over palingvissen bekijken. Nu baal ik ontzettend dat ik niet zo'n intellectueel ben die bij het filmhuis naar Italiaanse artfilms ga, anders had ik heel interessant doende een obscure Italiaanse regisseur kunnen noemen waaraan ons deze visdocumentaire deed denken, maar nu snap ik eindelijk waar al die intellectuelen zo duur over doen. Zwartwit en ver voor de tweede wereldoorlog opgenomen, dik aangezette documentaire over vissers die fuiken leeghalen terwijl het stormt, vissen aan spiesen voor enorme houtsvuren te roken of drogen leggen, en uiteindelijk in gigantische blikken met zout en azijn proppen om ze te bewaren. Dit alles doorspekt met ontzettend overacterende besnorde meneren en prachtige "situatieschetsen". Wat Commacchio volgens mij zo speciaal maakt is dat ze in het meer van Commachio honderden meters grote meertraps fuiken bouwden van houten palen en zo dus op zeer grote schaal de paling weg konden vissen. Het museum zelf bestond uit twee zalen vol manden, boten en blikken en met Wipi's latijn en mijn Italiaanse lessen waren we net in staat de vele verhalen bij elk stuk gereedschap of voer/vaartuig te begrijpen. Men vist nog steeds op paling in Comacchio en stopt de paling zelfs nog in blikken in een zaal bij het museum, maar helaas voor ons waren alle blikken al lang weer op en zal ik in de winter een keer terug moeten keren.
Die avond zouden we slapen in een hotel in Ferrara. Ik had gelezen in zo'n toeristengids dat Ferrara goedkope hotels had en dacht wel wat behoefte te gaan hebben aan tenminste één nacht in een fatsoenlijk bed tijdens deze kampeervakantie. We parkeerden onze bus in de buurt, betaalden een paar euro beschermingsgeld aan een goedgeklede donkere meneer ("what can you offer me today") die we die avond op een muziekfestival nog eens tegenkwamen, en gingen op zoek. Het hotel d'Elite wordt gerund door een vriendelijke architect wiens enige Engelse woord "breakfast" is, een fenomeen waar ze immers in Italië niet aan doen, een beetje zoals je soms het woord "bijstand" hoort vallen in de Amsterdamse metro tussen voor jou anderszins totaal onbegrijpelijk buitenlands. Een goeie manier om mijn Italiaans eens te oefenen dus. Toon interesse in hun keuken en je krijgt (bij oudere mensen tenminste, jongere mensen zijn vaak veel te veel met hun uiterlijk bezig om van eten te houden) tonnen tips voor een leuke avond in hun stad. Niet dat de restaurants die hij aanwijst op de kaart bestaan trouwens, maar het is hoe dan ook een leuke speurtocht. Een restaurant dat zijn goedkeuring kon wegdragen en dat zeker op de kaart stond omdat het de kaart had meegesponserd bleek veel te sjiek toen we ervoor stonden. Wij in ons campeerkloffie: bezwete shirts, teenslippers, korte broek, het restaurant strak, wit, sjiek. Maar ik ben zelden ergens gretiger ontvangen, ze waren immers vrijwel leeg die avond en op zoek na klandizie. Qua restaurantbeleving was die avond het sjiekst en gaafst van allemaal: heerlijke wijn uit Ferrara, worsten, hammen en kazen uit de regio met gefrituurd brood, met pompoen gevulde cappellacci (een soort ravioli) met ragu, een maccheronitaart met truffels en champignons en als toetje een chocoladetaart, limoncello van het huis en natuurlijk grappa.
De volgende ochtend was ik zoals gewoonlijk weer vroeg op. Als ik ergens heen moet of iets moet doen, ben ik vroeg wakker en kan ik niet meer slapen. Een kopje espresso drinken, een blogje typen (de vorige om precies te zijn) en mijn Italiaans oefenen met de eigenaar van het hotel. Toen Wipi ons vergezelde werd het pas echt gezellig en bleek dat je best veel over jezelf kunt vertellen zonder een taal echt goed te kennen. Die middag reden we direct door naar onze camping in Bologna en alhoewel de avond in Ferrara rustig was verlopen, eindigend met twee Pepsis achter de stadsmuur bij een muziekfestival, hadden we zeker onze rust nodig. We besloten bij de camping te blijven, ons noodgerecht te koken, een variant op bucatini all'Amatriciana die ik Spaghetti con salsicci picante noem, en de muggen goed te verwennen met ons heerlijke zoete bloed.
Dit jaar geen vakantiekaartjes. Mea culpa, mea culpa, maxima culpa!
Waar de eerste dag toch vooral kilometersvreten over grote Hollandse en Duitse snelwegen was, was de tweede dag van de Titisee in het Zwarte Woud naar Trento in het noorden van Italie vooral bochtig bergopwaarts rijden. Iets waar de Tor niet altijd even blij mee was; in de tweede versnelling ingehaald worden door twintigtonnige vrachtwagens op de snelweg blijft een geweldige ervaring. En waar currywurst een “authentiek culinair tintje” aan de maandag gaf, stond dinsdagmiddag de grootste specialiteit van zuid-Duitsland op het menu: taart, en dan vooral de scharzwalderkirschtorte natuurlijk. Het terrasje in het centrum van Lindau bleek uiteindelijk toch niet te kunnen leveren, maar de banketbakker bij het terrasje om de hoek wel en met de camper heb je altijd je eigen lunchtafel bij je. Na het verslaan van zowel de Brennerpas als de doodsbenauwde haarspeldbochtjes die naar onze camping leiden kon rond 19:30 het vermoedelijk meest uitdagende campingkookwerk van deze vakantie beginnen: Spaetzle met speck-roomsaus en zuurkool. Geen van ons beiden had ooit spaetzle gemaakt en we hadden ook niet de speciale spaetzlemachine, dus het werd improviseren door het plakkerige deeg in een plastic zak met een paar gaatjes te stoppen. Gegarandeerd uren kliederplezier, maar het resultaat mocht er zeker wezen! Zware, stevige kost voor een zware dag.
Woensdag was de eerste geheel Italiaanse dag waarin we minder dan honderdvijftig kilometer van Trento naar Padova zouden afleggen via Bassano dal Grappa, de geboorteplaats van Grappa, een gedistilleerd drankje gemaakt van het afval van de wijnmakerij: de schillen. Eerste doel: een Grappamuseum in het midden van de stad, tweede doel: grappa inkopen en boodschappen doen voor die avond. Het voordeel van het bezoeken van net wat minder bekende steden in het midden van augustus is dat je er nauwelijks toeristen ziet, met als nadeel dat je er dan ook nauwelijks Italianen ziet. Italianen gooien hun winkels tussen 12:30 en 15 of zelfs 16 dicht, iets waar we steeds tegenaan lopen als we tussen de middag een stadje op onze route bezoeken. Maar dan maar doen als de Italianen doen: lunchen: Bruschetta, en dan niet de tandvleesvernietigers die je in Nederland kunt kopen, maar een belegde, bijna twintig centimeter grote, ovale boterham uit de oven. Superlekker! Samen nog even in een klein specialiteitenwinkeltje wat worst en grappa ingeslagen, en toen op naar Padova. Vlak voor Padova hebben we onze eerste supermarkt bezocht en wow, ik ben verliefd. Goedkope groenten (van die langwerpige saustomaten voor 60 cent per kilo!), een visafdeling zo groot als de twee visboeren bij mij om de hoek bij elkaar, heerlijke worsten en speksoorten, meters en meters pasta, gedroogde bonen, koffie, olijfolie, geweldig. Helaas waren de vongole op, maar de frutti di mare misto was een prima tweede keus voor de risotto van die avond. De radicchio die ik erbij serveerde was zo ontzettend bitter dat het de risotto overheerste, maar ik kon me niet beheersen een groente te bereiden waar ik zoveel over gehoord had maar die ik nooit heb mogen proeven.
Donderdag zee- en visdag. In de ochtend eerst naar Chioggia, een soort kleinvenetie met een plezierhaven, een geweldige vismarkt en lunchen met gegrilde tong, paling en tarbot. Hier zouden we afspreken met Francesco die z’n vriendin naar Nederland aan het verhuizen is, maar die afspraak hebben we samen maar laten varen omdat we ondervonden dat Chioggia inkomen echt een drama is voor de automobilist met haast. ’s Middags met een modemodelwaardige vriendin van Wipi in Sottomarina aan de zee gezeten. De stranden zijn hier veel dieper dan in Nederland, misschien omdat ze niet begrensd worden door de duinen, en zijn supernetjes ingedeeld in brede, afgebakende stroken zand beheerd door strandtenten. Ieder z’n eigen paar ligstoelen, onder de veel te regelmatig opgestelde parasols. ’s Avonds door naar een massacamping in de buurt van Comacchio. Wat een ellende! Honderden Hollanders, Duitsers en Fransen die niets anders doen dan televisiekijken, zwemmen en barbequeen. Neem een achterbuurt, vervang de muren van de huizen door tentdoek en caravanplastic, en verplaats alle toilets naar een centrale locatie in het midden. We zijn gauw naar het dorp in de buurt gevlucht en in een vriendelijk restaurantje gaan zitten waar we spaghetti alla scoglio (vongole, langoustine, garnalen en inktvis) hebben gegeten.
Dag 1 - Titisee
De Tor is de grote broer van de Kever: een Volkswagen busje uit 1980 met een slaapplaats en keuken aan boord. Waarschijnlijk toen ik Bas vertelde over de reis die Jesse en ik een paar jaar geleden met de Tor maakten, moet bij hem het idee zijn gegroeid van een culinaire reis. Dat zag ik wel zitten, Bas' kookkunsten zijn aan mij niet voorbij gegaaan, dus het plan was snel gesmeed: Bas zou steden, streken en gerechten bij elkaar zoeken en ik zou de planning doen. Zo gezegd, zo gedaan. Vandaag Wipi's verslag van het eerste deel van onze reis.
Vanochtend is Bas om een uur of 07:30 vertrokken vanuit DH. Om ong. 08:45 heeft hij mij thuis opgepikt en om 09:15 zijn we vertrokken naar de Titisee. We reisden via Eindhoven - Venlo naar Duitsland. Daar namen we de Links-Rheinische Autobahn tot aan Baden-Baden. Daar staken we de Rijn over en zakten verder af naar het zuiden om bij Offenbach de snelweg te verlaten en via de touristische Schwarzwald Route het Zwarte Woud in te duiken. Tegen 19:30 uur kwamen we aan bij camping Bankenhof in Hinterzarten aan de Titisee. Onze reis zou geen culinaire zijn als we in Duitsland de worsten hadden laten liggen, dus nog voor we bij de camping aankwamen hadden we bij een Raststaette langs de Autobahn al een broodje met worst gegeten. Op de camping zochten we eerst een plaatsje uit. 't Was redelijk druk, dus we kwamen ergens in een hoek uit waar het nog redelijk rustig was. Daar zou de vakantie echt beginnen. Terwijl ik stroom aansloot en de tent opzette, ving Bas aan met koken. En hoe. Als een keukenhoos wervelde hij op de één vierkante meter achterin de Tor waar een klein aanrecht, een tweepits gasstel en een werktafel staan. Het resultaat mocht er wezen: uiensoep uit Baden-Baden met brood & gruyčre en gebakken aardappelen met rozemarijn en spek. Een heerlijke en stevige maaltijd na een lange dag torren. Daarna vlot de tent/tor in en pitten! De volgende dag wacht een lange rit naar Trento.